Op naam Sondel
Waar komt de naam Sondel vandaan
Zo snel als men er doorrijdt, zo lang hebben de naamkundigen werk gehad om de betekenis te doorgronden van het liefrijke dorpje Sondel in het Gaasterlandse. De schrijfster Lipkje Post-Beuckens deed al meer dan een halve eeuw geleden een lofwaardige poging, de even veelzijdige als verdienstelijke amateur-naamkundige Jaap Kalma en Oepke Santema braken er hun hoofd ook al over, maar er moesten cracks als Maurits Gysseling en onze eigen Henk T.J. Miedema aan te pas komen om uiteindelijk het “Eureka!” te kunnen uitroepen.
De plaatsnaam Sondel komt voor de eerste keer voor in geschriften uit de late Middeleeuwen,zowel als aanduiding voor het dorp zelf als het gebied er omheen. Watze Beetstra, zijn reeds vaker in deze rubriek vermelde naam zij geprezen, heeft al die vormen van de dorpsnaam al eens op een rij gezet: Sendel, Senderaland, Syndel, Sindel, Sindell, Sonderaland, Sundel en Sûndel.
Zoals zo vaak zijn ook hier verklaringen gegeven, waarin we nu niet meer zo hard geloven. Zoals in de drie mogelijke betekenissen, die Kalma in 1949 vermeldde. De predikant-historicus meende in de naam Sondel het woord “sonder” te herkennen. Die vorm kwam in meer plaats- en veldnamen voor. Van dat “sonder” waren er volgens Kalma drie mogelijke betekenissen. Het zou mogelijk zijn er een dialectische variant van het woord “zuider” in te zien, of een oud woord, dat “afscheiding” moet hebben betekend, of een ouder woord voor sintels. In het laatste geval zou Sondel gebouwd zijn op een middeleeuwse vuilnisbelt, waarop men de sintels, die overbleven bij de toenmalige verwarming, had neergeworpen.
Pas omstreeks 1970 kwam er schot in de zaak. Zoals wel vaker gebeurt, moest ook hier een buitenlander de Friezen het licht doen zien. Het was de Vlaming Maurits Gysseling. Volgens hem zat in de naam Sondel het Germaanse woord ‘lauha’ verborgen.
Dat woord betekent: bosje. In gebieden als Drente en Overijssel is dit woord tot onze in onze tijd bewaard gebleven als ” lo”. Ook Friesland herbergt deze vorm binnen zijn grenzen: in Elsloo en Fochteloo.
Het feit dat dergelijke lo-namen alleen (nog) lijken voor te komen in zanderige streken achter de Tjonger, heeft pseudo-deskundigen ertoe gebracht, deze plaatsnamen voor “Saksisch”, wat dat dan ook mag zijn, te verklaren. Nader onderzoek heeft duidelijk gemaakt, dat dergelijke lo-namen op meer plaatsen voorkomen dan alleen achter Jubbega.
In het Fries zijn diezelfde lo-namen echter veranderd. Zoals het Germaanse raud in het Nederlands en Duits in rood/rot veranderde, en in het Fries eerst in raad en vervolgens in read, zo is het ook met lauh gegaan. In het Nederlands en Duits werd het lo(h), in het Friese regionen laa en uiteindelijk lea. Uiteraard vinden we die vorm lea niet zo duidelijk meer terug. In een naam als Sondel bijvoorbeeld is lo/lea tot -el afgezwakt.
Sondel past daarmee heel aardig bij enkele andere lauh of lo-namen in Gaasterland: Scharl, Warns (uit een ouder Warlesle, dat uit een nog ouder Wardas luah voortkomt) en Wikel, dat in 1132 Wicle wordt genoemd.
Die verklaring is niet zo gek, want in het hoger gelegen Gaasterland zullen bosjes al duizenden jaren zijn voorgekomen. Miedema tenslotte heeft duidelijk gemaakt dat de wisseling Sondel-Sendel-Sindel helemaal niet zo vreemd is in het Zuid-westhoeksters Fries. En dat brengt ons meteen bij de afsluiting: Wat betekent dat Sond dan wel?
Welnu: het komt van een woord “sende” dat gewoon “zandige plaats” betekent. Sondel: een bosje op een zandige plaats. Gaasterlandser kan het niet.
Bron: Leeuwarder Courant Regio. Donderdag 4 mei 1995, Door Kerst Huisman