Beuckenswijk

Beuckenswijk

Het 'buiten' van Beuckenswijk 1780 - 1885

De in 1885 gebouwde stelpboerderij aan de Beuckenswijkstraat  heeft twee grote ingemetselde gevelstenen. 
Eén steen  rijk  gevuld met wapens is overgezet uit het ‘buiten’ van Beuckenswijk. De andere steen is het wapen van de Carpentier met opschrift. Beiden herinneren aan een groot  ‘buiten’  met een bos er achter van grootse families, opgelost in de tijd en geschiedenis geworden. 

Van het oude slot Beuckenswijk bleef alleen de steen over met de vijf wapens en inscriptie. Dit onderschrift vertelt, dat Allethya Aurelia van Hylckama den eerste steen legde in 1780. Zij was toen 8 jaar. Rechts verteld de andere steen, dat van de hoeve de eerste steen is gelegd door Vrouwe Jacoba de Carpentier, geboren van Hylckama, op 12 juni 1885. De oude stenen spreken dus over de geschiedenis van een huis, een geslacht. De wapensteen bevat de vijf wapens der families Beuckens, Sierxma, Nauta Beuckens, Swalue en het ruitvormige van de Hylckama’s. Er is al veel geschreven over het grote ‘slot’, ‘stins’, ‘heerrenhuis’, ‘buiten’, van Beuckenswijk, maar……uit een omschrijving van een stuk tekst kunnen we het ‘buiten’ natekenen.

Zo heeft het ‘buiten’ van de Beuckenswijk er ongeveer uit gezien aldus de wandelende prediker in 1882. Het gebouw was ± 28 meter breed en 8 meter diep.  Volgens hisgis is in het laatste stuk rechts, een versmalling aangebracht aan beide kanten van de muur zodat deze geen 8 maar ± 7 meter diep is. Gebouw is  van 1780 en in  1885 afgebroken..Achter de bomen staat het koetshuis. 
Tussen de bomen het torentje van de kerk.

Niet ver van de kerk op de plek waar nu de boerderij ,,Beuckenswijk” staat zou in de 10e eeuw het Nicolaashuis hebben gestaan waaromtrent ons verder niets bekend is.
Later woonde hier op zijn stins (versterkt huis, stinzen zijn te omschrijven als verdedigbare huizen) heer Agge, een Vetkooper-hoofdman, zoon van Wykelse dorpspastoor, heer Pieter.
In 1428 speelde hier zich een drama af waarbij heer Pieter voor de ogen van zijn zoon Agge werd gedood door de Schieringers Wibe Minnema en Bente Rommerts.

Maar Agge van Sondel zon op wraak. Door het aantrekken van vreemde soldaten ging hij op de Schieringers af en wreekte zijn vader op verschrikkelijke wijze. 
Op hun beurt weer zonnen de Schieringers op wraak. Jaren woedde de vete. Op 5 dec. 1441 kletterden de wapen opnieuw rondom het Nicolaashuys te Sondel en de Schieringers verwoesten het onder leiding van Rommert Gabbingaen diens zoon Sieds. 
Agge lag voor dood. Het slot brandde en rookte.  Een vriendin van Agge sloop naar de puinhopen en vond hem. Hij was net niet dood maar wel zwaar toegetakeld.
Ze nam hem mee en verzorgde hem tot hij weer tot leven kwam zodat hij de Heilige Sacramenten der Stervenden kon ontvangen maar …..Agge werd beter. Zijn vriendin redde hem het leven. 

Toen dit echter de vrouwen van genoemde Gabbinga en diens zoon ten gehoore kwam, huurden zij een man uit Gaasterland om heer Agge dood te slaan.
Zo geschiede het, melde geschiedenisschrijver Worp van Thabor.
Diens collega Winsemius verhaalt dat die bloedige wraak ‘door een vreeslijk onweder gestraft’ werd, het welk drie stinsen in Gaasterland in vlammen deed opgaan en negen personen doodde.

Voor het Beuckenswijk van 1780 moet er een ander Beuckenswijk hebben gestaan. Waarschijnlijk is daar eeuwenlang de plaats van de Sondeler Stins geweest.
De Sondeler Stins werd door vroedsman (soort Burgemeester) Harmen Jac Coesveldt uit Sloten gesticht en in 1712 gekocht door jurist en ontvanger-generaal  van Doniawestal dr. Marius Beuckens en zijn vrouw Gerritje Sierxma.
Zij trouwden in 1696. In een stemkohier van 1728 komt hij voor als eigenaar van een boerderij met landerijen te Sondel en eigenaar van de helft van twee boerderijen met landerijen te Nijemirdum.

In 1882 loopt de wandelende doopsgezinde dominee Jacobus Craandijk door Sondel en komt dan ook bij het in verval geraakte  ‘heerrenhuis’ Beuckenswijk. 
Hij beschrijft dit als volgt;

’t Opmerkelijkst in Sondel is het groote heerenhuis Beuckenswijk. ’t Is een gebouw van twee verdiepingen, tien ramen breed, behalve de voordeur, en slechts twee ramen diep. Blijkens het opschrift op een ’reusachtigen steen in den achtergevel, is het in 1780 door een’ Hijlckema gesticht. Thans is het ledig. 
De ouderwetsche aanleg, met den kring van zware linden en het bosch achter het huis, is verwaarloosd. Alles is in verval en somber ligt de verlaten huizinge onder den donkere dreigende hemel. Kil en koud blinkt de spiegel van het meertje tusschen de hoge bomen en het Bosch. Van binnen heeft het lange reeksen kamers, uitkomende op den gang, die aan de tuinzijde nagenoeg langs de geheele breedte van het huis loopt. 
Iets belangrijks is in de gemoderniseerde vertrekken niet te vinden. Alleen de bovenkamer aan den kant van het dorp heeft een schoorsteenstuk uit den 17de eeuw, met goed geschilderde portretten.

In een ‘Handboekje voor Reizenden’ van 1840  staat het volgende;

Het laatste dorp wordt tevens versierd door het Buitengoed Beuckenswijk, van den Heer Mr. Bavius Antonius van Hylckama, waar, aan het eind van het bosch, naar den zeekant een heuvel is, waarop een zomerhuis staat, welks plat dak een ruim land- en zeegezigt aanbiedt.  

De beide grote wapenstenen in de stelpboerderij van de huidige bewoner Klaas Schilstra fluisteren nu van een voorbije geschiedenis met boven de voordeur de naam “Beuckenswijk”.

Het wapen van de Carpentiers
De vijf wapens van de familie Beuckenswijk en nazaten

Eén der laatste bewoners is  kapitein Gerben Lucas Bouwman ,,in leven Ridder der St. Anna-order van Rusland” zoals het grafschrift op het Sondeler kerkhof vermeldt. Hij behoorde tot de sekte der Vrij Metselaar (zie embleem op grafzerk).
Gerben is geboren op 3 sept. 1809 te Sondel in het oude schoolmeestershuis, nu de Jac. Boomsmastraat 6. Hij is de  zv. Lucas Gerbens Bouwman en Trijntje Marcus Rodenberg.
Gerben Lucas ging in militaire dienst, 1834 was hij foerier, 1836-opperwachtmeester, 1842-adjudant onderofficier, 1851 2e luitenant.
Gerben Lucas heeft op latere leeftijd een kamer gehuurd op de Beuckenswijk en woonde daar voor 1871. Eind 1871 gaat bij bij zijn broer Marcus Lucas Bouwman in Sondel wonen. Hij overleed op 6 april 1878 te Wijckel op ” Zorgvliet”, dit is nu Jeen Hornstraweg 22,  bij de daar wondende landbouwer is Jacobus Meijeringh. In de nalatenschap van Gerben Lucas Bouwman stond dat Jacobus Meijeringh een bedrag kreeg van 104,30 gulden voor huisvestiging en bediening. 

Er wordt her en der geschreven dat hij de laatste bewoner van het slot Beuckenswijk zou zijn. Wellicht wordt bedoeld “van stand” als laatste bewoner. Als laatste bewoners volgens de boeken worden Albertus Polder geb. 1 jan. 1853 te Gaast , getrouwd te Balk op 27 mei 1880 te Balk met Jantje R. de Lange geb. te Follega,  met de kinderen genoemd. Ze komen 1881 van Sloten en  zij vertrekken op maart 1885 weer naar Sloten.

Na de laatste bewoners  het slot hadden verlaten, zoals wordt beschreven, zonder enige verzorging met verweerde glazen en half vergane dakgoten, de tuin was een wildernis gelijk, er ging enige geheimzinnigheid van uit en het volk sprak van verborgen kamers met verborgen wapens……
Aan alles kwam in maart 1885 een eind , toen het werd afgebroken, om plaats te maken voor de hofstede van heden.

Bij de openbare verkoping in 1885 van het slot en zijn 34 percelen houtgewas van zware en hoogstammige Eiken en Ieperen bomen, als mede Linde-  Kastanje- Eschdoorn- Populieren en Sparrebomen, te koop aldus het  Leeuwarder archief van 24 febr. 1885.

 

Gerben Lucas Bouwman, zijn sabel is naar zijn nazaten gegaan, Gerben Durks de Jong, de grafzerk op het kerkhof van Sondel is eigen aan Fam. Eppinga, ook nazaten.

Op het kerkhof van Sondel herinneren een paar rijen grafzerken met wapens aan grootse families van eertijds. Carpentier, de Rochefort en Hylckama.

Bron: De Kleine Courant

De bakkerij in Sondel van Watse Visser was in indertijd  het koetshuis van het ‘buiten’ van Beuckenswijk.
In de kelder van dit koetshuis zat een deur en via een gangenstelsel kwam men uit bij de Beuckenswijk, wat ook een ondergronds stelsel van gangen had, aldus de overlevering.
In de tuin van de hedendaagse stjelpboerderij kan men nog in de kelder komen waar nu grondwater/drab in staat.
Waar dienden deze ondergrondse gangenstelsels voor?  Waren deze gangen gebouwd voor het ‘buiten’ van de Beuckenswijk of was dit van het ‘slot’ wat er voordien stond met het idee als vluchtroute?

 

   Riedo.nl, febr. 2011
   Bronnen: Lipkje Post Beuckens, land en volk van Gaast en Klif
   Encyclopedie van Friesland
   Gaasterland, eeuwenoud land tussen Mar en Klif
   Sondel, door de eeuwen heen
   Leeuwarder Courant archief
   Jacob Craandijk , Wandelingen door Nederland
   Gerben Durks de Jong en Henk Hospes