Sondeler straatnamen

Sondeler straatnamen

De herkomst en betekenis  van de straatnamen in Sondel wordt hier uitgelegd. Van oudsher had Sondel ook ander namen.
Namen als Sondeler Bergen, Sondeler Ybert, Sondeler Laan, Wallen trog, Hardyk zijn terug te vinden op oude geschiedeniskaarten rond 1718 van Schotanus.
In 1882 liep de wandelende doopsgezinde prediker Jacbus Craandijk door Sondel en melde het volgende;
‘al is het spoor in Sondel weinig meer dan een modderpoel, wij hebben alle reden om ons te verblijden en onzen togt voorttezetten’, schrijft deze prediker en verder, ‘
een laan van hooge iepen en linden loopt door het fraai gelegen dorp heen’.
Deze prediker heeft waarschijnlijk in de herfstperiode door Sondel gelopen. Met een onverharde weg in die periode is het al snel modderig.

Aan sommige namen gaat een hele geschiedenis vooraf, terwijl andere namen gemakkelijk te verklaren zijn met een korte omschrijving.
Sommige namen zijn bijna niet terug te herlijden en moet men dieper de geschiedenis in duiken voor zover dat mogelijk is.
Op 1 juli 1953 zijn de straatnamen in Sondel gemeentelijk vastgesteld.
Ook met name in de ruilverkaveling rond 1968 is er heel veel veranderd in Gaasterland. 

Beuckeswijkstraat

Zoals de geschiedenis schrijft heeft hier in de 10e eeuw een groot Nicolaashuis gestaan. Door de eeuwen heen is dit tot een buitenverblijf geworden van adellijke families waaronder  Beuckens, Sierxma, Nauta, Swalue, Hylckama’s. Eén der laatste bewoners  was Cornelis Franciscus Fucius  van Hylckama, hij is  gestorven in 1865.

Nadien is het slot afgebroken en is er een hoeve voor in de plaats gebouwd met twee wapenstenen van de voorbije geschiedenis.
De naam voor deze straat is dus ontleend aan het voormalige slot Beuckenswijk met als één der  bewoners met naam, dr. Wilhelmus Beuckens.  
Voor 1953 heette deze straat Grindweg en was deze weg geplaveid met klinkers. Buiten de kom is later asfalt gelegd.

De Beuckenswijkstraat in 1971, net voor de aanleg van de nieuwe weg. De grote palen zijn van PEB (stroom boven de grond).

Jacobus Boomsmastraat

De weg richting Wijckel werd ook wel Wikelerdyk genoemd. Op poststukken stond rond het jaar 1900  een naam en met als  adres,  Grindweg en een huisnummer. Voor 1953 heette de weg tussen Wijckel en Nijemirdum gewoon Grindweg.
In 1953 werd vastgesteld dat deze weg naar een verzetsheld van de oorlog 1940-45  moest worden vernoemd.

In Sondel was dit Jacobus Johannes Boomsma die in deze straat is geboren op 6 juli 1910 en aldaar ook gewoond heeft. In de oorlog van 1940-45  was Boomsma bij de verzetsbeweging onder de schuilnaam Karel.
Op 6 november 1944 is Boomsma in Sneek doodgeschoten. De wijziging van Grindweg in Jacobus Boomsmastraat ging niet van harte in 1953. De ‘melkstaking’ van 1943 was er de oorzaak van. De gemeenteraad heeft de naam aangenomen. Een enkeling in Sondel bleef voor eerst de straatnaam Grindweg  schrijven.

Heechpaed

Letterlijk betekend dit, een hoog gelegen zandpad.
Al voor 1832 moeten deze gronden al in cultuur zijn gebracht met bos. In droge zomerse periodes zijn op de graslanden rondom het pad de oud bosgreppels van boven af te zien die bijna haaks op het pad staan.
Bij het verder in cultuur brengen en scheidingen van gebieden is het Heechpaed aangelegd voor een doorgang naar Ruigahuizen en Harich.
Uit oude kaarten van Schotanus in 1718 staat dit pad en het vervolgpad vanaf de Delbuurstwei te boek als Hardyk. Hardyk betekend, de weg naar Harich.
In 1832 werd het pad vanaf de Jac. Boomsmastraat aangeduid als de Nieuwe Weg. 

Heechpaed 1974, wordt nog weinig gebruikt

Dit pad had voor 1960 drie sporen. De buitenste was van de wielen van de bolderwagen en de middelste was van het paard. 
Dit pad was de scheiding tussen Sondel en Wijckel. Na aanleg van de snelweg Balk-Lemmer in de zeventiger jaren is dit de scheiding geworden. In de jaren 1980-90 is er een geasfalteerd fietspad van gemaakt.

Delbuursterweg

Op oude kaarten komt de naam Del(le) buren voor. Op hele oude kaarten komt de naam  Sondeler Ybert voor, wat bij verbastering waarschijnlijk  wil zeggen als Uitbuurt.
Del(le) zou ook kunnen betekenen, beneden=laag.

Op oude kaarten staat dat achter de terp van Sondel de Delbuursterpolder lag. Een polder ligt ook laag.
Ook dit was voorheen een oud fietspad. Hierna is deze weg vanaf de driesprong in Sondel tot Otto en Joke verhard met keien en verder was het weer zandpad. Over die keien fietsen was geen doen, vandaar dat er naast een fietsspoor was.

Delbuursterweg rond de jaren 1940

Voor 1953 behoorde de noordzijde van de Delbuurstweg aan Ruigahuizen. En voor dat jaartal liep de Delbuursterweg helemaal door tot aan de afslag naar Ruigahuizen, wat nu de Lynbaan heet.

De Sondelerleane

Voorheen heette deze weg de Sintel, in de volksmond soms nog wel de Sintel. Vanouds her is dit een zandpad, dat naarmate de jaren voortschreden,verhard is met sintels, dit vanwege intensiever gebruik van auto’s en vrachtauto’s in de eerste helft van 1900.
Mede daarom is er in die periode ook een apart pad speciaal voor de fietsers, naast de weg gemaakt.
Tussen de weg en fietspad zat een slootje en het fietspad reikte tot aan de boerderij ‘Den Arend’ toe.
Sintels is afval van kolen, die door de boeren werden gehaald van het Woudagemaal te Lemmer of de melkfabriek van Balk en Sloten om de gaten mee te vullen en de weg verhard te krijgen.

Even voorbij de Beamkamp kwam men bij de boerderij van Siebren Samplonius, wat onverhard bleef. Boeren die landerijen hadden in De Vintsjes (land schuin achter de Leijen) gingen hier langs en reden een 30 meter de (nu beton) reed op richting Sierd en Joke en sloegen dan rechtsaf een stuk land in van Siemen Smink. Aan het eind kwam men bij de rolbatte (nu een betonnen brug) die over de Zandvoordersloot lag. Over deze rolbatte kwam men dan in De Vintsjes.

De doorgaande weg ging tot de Beamkamp en via dit weggetje, bij de Fam. Groenestein  langs kwam men op Hooibergen.
In 1965 met de ruilverkaveling  is de Sintel geasfalteerd en is er een nieuwe afslag gemaakt naar Hooibergen.
De weg is ook doorgetrokken om de Leijen en verder achter Wijckel langs, om dan op dit dorp uit te komen.

Mevr. Heldering-Star Numan had een aantal boerderijen in haar bezit aan de weg Hooibergen. Ook de boerderij ‘Den Arend’, was haar eigendom, nu wonen Siemen-Cees en Minke Smink er. Aan de boerderij zit nog een woning ( het vroegere ‘foarein’) vast alwaar mevr. Heldering-Star Numan haar zomerverblijf had. Zij vond de naam Sondelerleane veel toepasselijker voor deze weg en heeft dit aangekaart bij de gemeente. En bij een raadsbesluit van 20 november 1967 is de straatnaam gewijzigd in Sondelerleane.

 

De Beamkamp

De naam Beamkamp komt van het alleenstaande bosgebied aldaar. Een kampje (ikkers) bomen. In de volksmond eertijds ook wel ‘earmenikker’ genoemd. De woningen waren  van de Agemene Armvoogdij. Zij hadden zorg voor de armen die het door omstandigheden niet breed hadden. In 1832 stond hier al een huisje van de armvoogdij.

Zwaaigat

Deze benaming komt van het haventje van voorheen, alwaar de skutsjes na hun vracht gelost te hebben, keerden.
De skutsjes van inwoners van Sondel die hier lagen waren van Rein de Vries met de “Hoop doet leven” en  Onne Feenstra met de “Cornelia”. Beiden waren turfschippers.
Ze vervoerden ook wel grond, scherp zand, mekade of slakkenmeel voor de boeren. De timmerman en boeren haalden de goederen dan weer op bij het Zwaaigat. De turf werd direct verkocht of anders voorlopig in de opslag van de schippers gezet.

De Sondelervaart is rond 1725 voltooid en in 1848 nog eens opgeknapt samen met de Sondelerdyk. De skutsjes (soms wel vijf op een dag) voeren tot aan Sondel met hun goederen waar indertijd nog geen gat was om te keren. 
Dit zwaaigat is later gegraven, wellicht rond 1900.
Men sleepte het skutsje dan weer achteruit om te keren in het molengat. Deze molen hield de nieuwe Sondelelerpolder droog. Op deze plek precies staat nu de ligbox van Jacobus en Brenda. 

Zwaaigat rond 1930

Reade Jackle woonde ook een tijdsbestek  in een klein bootje daar hij aan lager wal was geraakt.
Jan van Houten met zijn gezin stonden zo nu en dan ook op de opslag met zijn woonwagen. Bij het Zwaaigat was een opslag voor alles wat van de skutsjes werd gelost. Dit was een opslag van de gemeente. Om vanuit Tacozijl met een skutsje in Sondel te komen moest men door een rolbatte brug.
Deze lag in eerste instantie even voorbij de vijf bomen bij de Leijen. Later is deze verplaatst naar de Sondeler zijde van de vijf bomen. Dit om dat de boeren een te korte aanloop hadden om over het bruggetje te komen met de weiden hooi als dezen over de rolbatte uit het land kwamen.In 1940-50 verwilderde de opslag daar de aanvoer via de Sondelervaart  stopte.
Al het vervoer ging nu meer en meer over de weg. In de 50 ‘er jaren hebben in het Zwaaigat ook nog een woonark gelegen wegens woningnood. Wiebe vd Goot heeft er een drie jaar in gewoond en daarna Petrus vd Werf.

De hoge smalle bomen bij Feike en Joke zijn nog door Wiebe geplant.
Vanaf 1998 is een stuk weiland bouwrijp gemaakt dat toegang verleend over het oude Zwaaigat.
Archeologen hebben onder dit nieuwe plan gezocht naar oudheidswaarden. Ze hebben alleen een aantal oude Romeinse munten gevonden, wat duidt op een heel oude weg. Wellicht de Romeinse weg die over de Sondeler bergen liep, alwaar op een enkele plek keien zijn gevonden.
Vandaar dat de woning van Piet Trinks andersom staat, voorheen een boerderij van Hendrik Ynses de Jong, gebouwd in 1664.
En de boerderij van Melle vd Goot die eertijds de woning ook aan de achterkant had. En de naam Zwaaigat staat geschreven.

Noorderreed

Op  hele oude kaart van 1718  staat Wallen trog. Een reiziger van weleer uit 1788  spreekt over een buurtje, ‘waar noch thans niets meer van over is’.
In de atlas van Eekhoff van 1849-59 komt de naam Sondeler Wallen voor.
Ook mogelijk is, dat deze naam zich ontleen dat deze door de eeuwen is ontstaan doordat in de voorlaatste ijstijd, het Saalien, stuwwallen zijn opgebouwd uit een pakket keileem van wisselende dikte en uit afzettingen van voor de ijstijd.
Door stuwing van de bevroren ondergrond zijn heuvelachtige gebieden ontstaan, zogenaamde stuwwallen, waarvan Sondel een duidelijk voorbeeld is.

Voorheen was dit een zanderig weggetje (reed/pad) wat uit monde in de landerijen van de boeren. Als we de naam ontleden dan ligt deze weg ten noorden van Sondel. In de volksmond werd dit pad al eeuwenlang Norde genoemd. Maar in 1951 werd bij monde van het gemeentebestuur vele oude namen vernederlandst. Dus de Noorderreed.
Voor 1953 behoorde de Norde aan Ruigahuizen. Na de gemeentelijke naamgeving in 1953 en herindeling behoorde de gehele Noorderreed weer aan Sondel toe.

Sondelerdyk

Om eventuele doorbraken van de Zuiderzeedijken extra te beschermen  werd o.a.  slaperdijken aangelegd. De Sondelerdyk werd in 1725 voltooid, eigenlijk als rijweg, maar hier uit voortvloeiend ook als slaperdijk. En zo is de Sondelervaart ontstaan alwaar de skutsjes tot vlakbij Sondel konden aanleggen in het Zwaaigat. Het Zwaaigat is later gegraven.
Om voordien als veehouder van Sondel toch in Tacozijl te komen ging men via de Sondelerleane en de boerderij  ‘de Groninger’ over de zeedijk.  In 1848 is de Sondelerdyk vernieuwd en bepuind, aldus de atlas van Eekhoff.

Volgens de doopsgezind wandelende prediker Jacobus Craandijk liep hij in 1882 door Sondel  en zag “een eindelooze regte grintweg te midden van onafzienbare weilanden die naar Lemmer loopt.” Om vanuit Sondel in Lemmer te komen moest men door een vijftal hekken omdat er vee in de bermen graasden. Dit gebeurde rond de jaren 1900-1920. Vanaf de driesprong in Sondel tot het Swaaigat was voor 1935 verhard met keien, later kwamen hier klinkers overheen.
Op 3 mei 1935  stelt het Dijkbestuur van Waterschap de Zeven Grietenijen en de stad Sloten voor de grindweg van de Plattedijk  tot Sondel  te verbeteren  tot  een asfalt-betonweg.

Het bruggetje bij Leijen was voor 1965 meer dan een halve meter hoog en van hout.
De paarden die met volle wagens hooi vanuit de Steke kwamen moesten een aanloop nemen om over het bruggetje te komen. Gingen de paarden bij het aanzetten over het bruggetje op de knieën dan was het een hele schreeuwerij van de boeren omdat er meerdere combinatie achter elkaar uit de Steke kwamen en dus achter elkaar over het bruggetje gingen.

Weiden hooi/kuil gaan met paard en bolderwagens over de rolbatte even voorbij de vijf bomen bij de Leijen. Bij het hek Frans Smits, in midden zijn broer Jan.

Om dus over het bruggetje te rijden met de paarden en de bolderwagens had men de vaart er aardig in, maar er zaten geen remmen op de bolderwagens. Een enkele keer is het gebeurd dat de combinatie begon te slingeren nadat men over het bruggetje was  en de bolderwagens met hooi in de naastliggende sloot belanden.
In de ‘ûngetiid’ was het druk op de Sondelerdyk, er kwamen op een dag soms wel 30 a 40 combinaties ‘del’.
Hierbij waren ook veehouders uit Nijemirdum die grasland hadden in de ‘Derde steke’. De weg om de Leijen was er toen nog niet. Zo na 1963 is deze weg gemaakt.

Pramen met o.a. een  vracht mest konden onder dit bruggetje door, richting de landerijen van de boeren en de Zandvoorderhoek en terug met scherpzand. Sondel reikte voor 1944 tot aan het Woudagemaal toe. Daarna is de scheiding bij Tacozijl gezet via de Ee.
Een 25 jaar lang hebben er een 50 tal telefoonpalen langs de weg gestaan, omdat de oude Gosse vd Meer telefoon wenste. In 1965 zijn de draden ondergronds geplaatst. De telefoonpalen zijn opgekocht door veehouder Wiebe de Vries en deze heeft daarvan een batte over de molier naast de molen laten maken door timmerman Egge van der Veer.

Bij de driesprong bij de Leijen staan nu nog de vijf karakteristieke bomen. Vanaf deze driesprong tot aan Sondel toe hebben om de 300 a 400 meter een vijf tal bomen gestaan.
Deze bomen zijn gepland na de oorlog als een soort baken, alwaar een parkeerstrookje van zes tegels breed was aangelegd.
Hier konden de boeren met paard en wagens elkaar passeren. De volle wagens bleven dan op de weg.
Met de ruilverkaveling in 1968 zijn deze bomen verwijderd. De Sondelerdyk wordt in de volksmond ook/nog wel Lemsterdyk genoemd daar men via deze weg naar De Lemmer gaat.

Kruspaed

De naam zegt het al, een kruising van wegen. Het Kruispaed kruist zijn weg met it Gaestdykje.
Een tijdsbestek van  ±1920 tot 1953 was dit de scheiding tussen Sondel en Nijemirdum.
Bij het invoeren van straatnamen op 1 juli 1953 is de scheiding (terug) geplaatst bij Sietze en Anita Faber. 

 

Het Kruispaed uit eerdere jaren, dat even verderop kruist met it Gaestdykje

Gaestdykje

Deze naam ontleent zich aan de hoge gaasten die ontstaan zijn uit de oertijd. Men liep hier over zanderige grond met daaronder kleileem. Dit aloude zandpad was een hoofdweg en men noemde dit ook wel de ‘oude Balksterweg’.
Aan dit zandpad stonden voor 1940 een aantal woningen die met de komst van het Duitse radarkamp ‘Eisbär’ in de tweede wereld oorlog zijn verdwenen en met omliggende weilanden zijn geannexeerd.

Uit de tijd dat de woningen daar stonden werd dit zandpad ook wel ‘Berepaed’ genoemd naar de aldaar wonende familie. Een ander verhaal doet, dat er indertijd een familie woonde die een beer ter dekking aanbood.
Vandaar in de volksmond het ‘Berepaed’. Het hedendaagse fietspad, dat nu van beton en asfalt is, is voor het eerste deel vanaf de Delbuursterwei een twintigtal meter verlegt richting  de Noorderreed.  

De Leijen

De naam is afkomstig van de Sondeler Leijen. Leij betekend letterlijk: laag gelegen grond. De polders die achter de Leijen lagen heetten  de Sondeler warren en de Vintsjes. Vanaf de Sondelerdyk lag eerst de Warren en halverwege de Leijen kwam de Vintsjes.
Elke polder had zijn eigen windmotor. Rond de jaartal 1925 is de windmotor van de Vintsjes (hedendaagse naam: De Nieuwe Grasvennen) geplaatst en mede hiermee is een bestuur opgericht der ingelanden. De molenaar was Siebren Samplonius.
De windmolen van de Warren is geplaatst in 1949 door Joh. Mous uit Balk voor 4120 gulden. Een polderdijk werd gemaakt en het plaatsen van hekken en stekken en pompen liet men uitvoeren.

Deze windmotoren losten het overtollige water op de Leijen, in de zomer werd de schuif open gezet om water in droge periodes in te laten voor water voor de koeien en het gras te laten groeien.
Door de ingelanden werd altijd één keer per jaar vergaderd in het Café van Steensma, Van Netten, later Zeldenrust en de Vries en weer later Tuininga.
Hier werd vergaderd op de hoogten van de waterstanden en het overige wel en wee wat de polders met zich meebrengen.
De molenaars van de Sondeler warren waren Eibert Dooper en R. Bangma.

Windmotor (digtaal terug geplaatst) in de Sondeler warren rond 1920

Na 1965, in de ruilverkaveling is de weg om de Leijen aangelegd en zijn de molens opgeruimd. De waterhuishouding van de beide polders is nu centraal geregeld door een elektrisch gemaal achter Durk en Heidi. Bij het maken van de weg rondom de Leijen stuite men halverwege op een grondeloze bodem waar veel verharding moest worden gebruikt.
Na ingebruikname is de naam gegeven.