Tacozijl
Tacozijl ontleent zijn naam naar een man genaamd (Taka) Taeke die aldaar aan het water woonde, aldus de boeken van weleer.
De sluis/zijl zal rond 1300 gebouwd zijn. Uit verschillende gegevens is af te leiden dat de Ee vanaf de Middelzee uitmondde in de Zuiderzee de allure had van een brede rivier. Ze heeft haar betekenis verloren toen in de elfde en twaalfde eeuw de zuidelijke uitloper van de Middelzee is afgesloten.
Eeuwen geleden in 1398 was Tacozijl één van de belangrijkste handelsroute aan de Zuiderzee.
Vanaf Tacozijl voer men via de Ee door Sloten naar het Slotermeer verder richting Woudsend en door de Wijmerts naar Sneek waar men in de Middelzee uitkwam.
Volgens geschiedschrijver Tacitus die de veroveringstochten ook heeft meegemaakt, hebben de Romeinen deze wateren ook bevaren.Toen in de dertiende eeuw de landen tusschen Friesland en Noord-Holland door de Noordzee werden verzwolgen, en de Zuiderzee hare tegenwoordige uitgestrektheid kreeg, verlandde de Middelzee gelijktijdig zoodanig, dat zij binnen een tijdsverloop van omstreeks twee eeuwen opslijkte en in voortreffelijke bouw- en weilanden was herschapen.
In een boekje ‘Vereenigde Nederlanden, vijftiende deel’ uitgave in 1788 staat geschreven dat Takezyl in 1495 nog de eenige goede haven van Westergo was, doch minder geschikt is voor zware schepen.
Bij deze Zyl werd in het gemelde jaar een Blokhuis opgeworpen, door de Vetkoopers,
tegen de bezetting van legeraanvoerder Nittert Fox, die zich van deeze haven zocht meester te maken.
Dit blokhuis moet een soort fort met gevangenis zijn geweest.
In het archief van het waterschap vinden we o.a. dat op 14 februari 1656 de sluis en de bijbehorende herberg voor een tijd van drie jaar door het waterschapbestuur werd verpacht aan ene Intcke Hylckes. De ,,zijlvoogd” kreeg een tapvergunning, mocht tol heffen en had het recht van visserij buitendijks tot aan de Priester Fenne en buitendijks tot aan de Langesloot, alsmede het gebruik vande buiten gelegen losse landerijen.
De huurder van de sluis mocht 2 stuivers heffen van de kleine schepen, die door de sluizen moesten, en van de grote schepen, waarvoor twee deuren open moesten, 3 stuivers. De tol voor ponten en turfschepen bedroeg 44 stuiver. Intcke Hylckes moest verder toezicht houden op sluis en woning ,,so het behoorde”. Van de herberg is door het toenmalige waterschapbestuur tijdens vergaderingen goed gebruik gemaakt.
Plattegrond van Tacozijl uit 1832 van HISGIS
Kadastrale gemeente Balk sectie C4. Nummer 471= de herberg waar het dijkbestuur van de Zeven Grietenijen en de Stad Sloten vergaderde tot 1905. Hierna wordt het woning met boerderij bewoond door Meine Wijnia.
1233= boerderij nu bewoond door Durk en Heidi vd Werf. 472= de sluiswachterwoning.
Meerdere kasteleins hebben deze Herberg beheerd vanaf 1809:
Willem Kerstens vd Sluis 1809
Hans Paulus vd Woude rond 1827 – 1834,
Jan Obbes de Jong, 1834 – 1838 en is ook eigenaar/boer(erft) van de naast gelegen boerderij, nu Durk en Heidi
1838 Jan Obbes de Jong, huisman te Tacozijl verkoopt Zathe en landen (Durk en Heidi) aan
jonkheer Gerard Regnier Gerl van Swinderen, grietman te Rijs voor 7260 gulden.
Hylke Tjebbes Dijkstra, 1838 – 1844
Pieter Franzes Deinum en Neeltje Siebes Visser trouwen in Sloten op 4 juni 1837.
In 1844 verhuizen zij naar Tacozijl (kadastrale aanduiding 471).
Pieter zijn beroep is sluiswachter, kastelein, tapper en veehouder
aldus bij het aangeven van een geboorte van zoon of dochter.
In 1864 vertrekken zij op 14 mei naar Oudega H.O.N.(it Heidenschap)
Atze Jans Knol, 1864 – 1869
Jouke Geerts de Boer, 1869 – 1875
Egbert Siemen Bouwhuis, 1875 – 1881
Pieter Abes Vallinga is kastelein van 1881 – 1888
Jelle Keulen, 1883 – 1905
Rond 1905 is de vergunning voor verkoop van sterke drank in de herberg ingetrokken en
wordt nu woning met boerderij
Meine Wijnia, 1905 – 1911
Titte van der Goot, 1911 – 1929, na deze datum verhuizen zij naar de naast gelegen boerderij
Jan Hartstra 1929 – 1935 (boerderij brand af)
>Hiernaast een besteksituatie van de
havenwerken uit 1881.
Hierin staat te lezen;
Rijks beschoeiing lang 107 M, vernieuwd in 1881.
Namen die er onder staan:
A.S. de Jong, W.S. de Jong en A.A. de Lange en
Het Rijk bezit hier geen meerder eigendom dan de oppervlakte welke door de aangeduide rijkswerken worden ingenomen.
De oude sluis met ophaalbrug van Tacozijl rondom 1900. Hoge gebouw is de herberg annex woning. Rechts de sluiswachters woning. In die tijd woonden hier de arbeiders van het waterschap ,,De Zeven Grietenijen en de Stad Sloten” met hun gezin. Eén van de eigenlijke gebruikers van de woning was het gezin van Hendrik Keizer, die de molen in de Uitheijing van het waterschap bij Tacozijl beheerde en voorman was bij het aanbrengen van kaapglooiingen voor de dijken van het waterschap.
Ook was Hendrik Keizer doodgraver voor de Joodse gemeente van Lemsterland, die sinds 1863 een kerkhof bij Tacozijl hadden.
Zo moet het er rondom 1920 uit hebben gezien. Op de achtergrond de herberg waar eertijds het Dijkbestuur van de Zeven Grietenijen en de Stad Sloten zitting hield om de boerderijen met landerijen te verhuren, alsmede de stukken water voor de visserij. Ook de herberg met tolweg werd om de 3 jaar weer opnieuw verhuurd.
Het achterstuk van de herberg was boerderij en de betreffende kastelein had er zijn pakweg 16 stuks melkvee staan.
Mooie bijkomstigheid was dat de kastelein/boer het hooi vanaf de weg op zolder kon schuiven, aldus Bouke Schotanus uit Nijemirdum. Dit omdat de herberg/boerderij half in de zeedijk was ingebouwd.
Jac. P.Thijsse schreef het boek, “Langs de Zuiderzee” in 1914.
Hij fietste om de gehele Zuiderzee zo dicht mogelijk bij de zeedijken langs en beschreef het volgende: Maar toen we Tacozijl naderden, was ’t weer wat beter en dat doet me wel plezier, want nu heb ik van de Westzijde van het plaatsje een mooie bonte herinnering: een groote boerenplaats aardig in de boomen, met een reusachtig groot en hoog rood-pannendak en groen luikje in ’t wolfsend.
De groote dubbele inrijdeur groen met geel en daarnaast een blauw dak van een zijgebouw. En als je nu doorrijdt, den dijk op en dan linksaf, krijg je dezelfde plaats van de Oostzijde te zien en dat ziet er heel anders uit, want daar is een sluis, een ophaalbrug en een lang gebouw, half herberg, half sluiswachterswoning, waarboven heel eventjes dat roode dak aan den anderen kant komt uitsteken. Tacozijl is een van de poorten van Friesland, schepen komen hier binnenschutten.
Olieverf tekeningen gemaakt door: L.W.R. Wenckebach
Een gelijksoortige foto uit 1914-1915. Op het bordje staat ‘Leve Tacozijl 1914-1915’ en in die tijd gemaakt.
Er staan militairen op en personen die op de boerderij (de Skieppebourkerij van Durk en Heidi vd Werf) woonden.
Bovenste rij 2e van links, mogelijk Folkert R. Semplonius geb. 31-10-1892. 6 soldaten, Kerst Uilkes Bangma arbeider bij Semplonius, Tiede de Jong deze mist een stukje vinger.
2e rij vlnr: Tietje R. Semplonius geb. 5-8-1898 of Afke R. Semplonius geb. 28-3-1894, hiernaast oude man met bolhoed Folkert Rommert Semplonius geb. 10-3-1833, daarnaast man met pijp veehouder op boerderij Rommert F. Semplonius geb. 11 okt 1863 -1933, dan zijn vrouw Akke Tiedes de Jong geb. 16-9-1863, hiernaast mogelijk Jacobje R. Semplonius geb. 22-8-1895,
laatste vrouw in de rij is Joltje R. Semplonius geb. 16-5-1890.
Met dank voor de namen van kleindochter Jantje Koopman en foto van Rommert van der Veen.
Rommert Semplonius was veehouder op deze boerderij van mei 1893 – mei 1929
Een gelijknamige foto als hierboven ook weer met Ned. militairen.
Vrouw linksboven is Tietsje Semplonius, vrouw linksonder Jacobje of Afke Semplonius.
Vrouw rechtsboven Jacobje of Afke Semplonius.
Vrouw rechtsonder Wiepke Roelevink geb. te Lemmer, getrouwd 3 juni 1915 met Folkert R. Semplonius.
Midden Rommert Semplonius en Akke Tiedes de Jong.
Foto van Rommert van der Veen.
De naam Samplonius en Semplonius is dezelfde familie;
Nelligje Samplonius (1733-1813) trouwt met weduwnaar Rommert Barteles (1718-1779), welke boer is in Oosterzee. Rommert neemt de Latijnse achternaam van zijn vrouw over. Ze krijgen vier kinderen: Aafjen, Trijntje, Bartele en Johannes. In 1811 wordt door de Franse bezetter van De Nederlanden, iedereen die nog geen achternaam bezit, verplicht er een aan te nemen. Volgens een overlevering vroeg Bartele aan Johannes: Met wat voor achternaam schrijf jij je in?” “Met Samplonius natuurlijk”, antwoorde Johannis. Bartele wilde niet hetzelfde heten als zijn broer, dus schrijft hij hem in voor Semplonius. Bartele (1767-1841) is dus de stamvader van de familie Semplonius. Bartele wordt boer op de boerderij van zijn vader in Oosterzee en zijn broer Johannes wordt koopman te Lemmer.
Bovenstaande familie Semplonius zijn nazaten van Nelligje en Rommert.
Links de herberg/logement waar het Dijkbestuur van de Zeven Grietenijen en de Stad Sloten altijd vergaderde.
Daar aanvast de schuur waar de kastelein die ook boer was zijn melkvee had.
Bij verwisseling van de huurder(s) werd boelgoed gehouden.
Het schijnt in die tijd dat bij een dergelijke verhuizing/boelgoed dit te veel gesleep was.
Men had in die tijd de middelen niet om alles te verhuizen.
Kastelein Pieter F. Deinum hield hier boelgoed en verhuisde naar it Heidenschap aan de Skar en kocht daar een ‘stjelp’ boerderij, bracht de landerijen op orde en kocht daarna weer vee.
Het water de Ee stroomt richting de Brekkenpolder. Aan weerszijden een windmotor. De linker molen hield de Jan Obbes Polderdroog. Onder deze molen net het puntje van de Wijckeler toren. Rechter molen hield de 1e steke droog.
Rechts op de voorgrond een woonboot van de Fam. Keizer. Op de voorgrond de sluis en een nieuw werkhok, wellicht in gebruik als werkplaats voor de bouw van de betonnen brug.Verderop het skutsje van vervener Hermanus Rateman. Foto van Auke Hylkema.
In 1927 is begonnen met de aanleg van de Afsluitdijk. De Zuiderzee is in 1932 IJsselmeer geworden, eb en vloed hebben geen invloed meer. Voordat de Zuiderzee werd afgesloten werd er op Tacozijl bij laag tij wel gespuid. Na 1932 gebeurde dit nog maar sporadisch, namelijk wanneer bij straffe oostenwind het water naar de westwal werd gedreven.
De betonnen brug is een belangrijke verkeersverbetering. De sluizen doen alleen nog dienst om het water op te keren van een sterke oostenwind.
30 mei 1935.
De oude herberg/ boerderij brand geheel af door schoorsteen brand veroorzaakt door blikseminslag. Volgens de overlevering van Hartstra was er al enkele jaren sprake van een nieuwbouw stjelp even verderop t.o. het stort van de Steke.
Dit omdat het overgrote deel van de landerijen in de Aap liggen.
De schoorsteenbrand versnelde dit. In 13 weken en voor 13000 gulden stond er een nieuwe stjelp, Jan Hartstra betrekt deze op 1 november 1935.
In de nacht van zestien op zeventien april 1945 is de betonnen brug die de weg van Gaasterland naar Lemmer verbind door de Duitsers opgeblazen. Dit nadat een groot konvooi met paard en bolderwagens die waren gevorderd, afgeladen met oorlogsmateriaal vanaf Kamp Sondel over de brug waren richting Lemmer.
In Lemmer aangekomen stond er een hele lange rij te wachten omdat alles op de boot moest worden geladen.
Een aantal boeren duurde dit veel te lang en duwden hun ‘oude’ bolderwagens met munitie het ‘maaiem’ in en vertrokken weer met gezwinde tred naar huis. Foto Gemeente Gaasterlân-Sleat.
Links, is de noodbrug die over de sluis kwam te liggen nadat de Duitser de betonnen brug hadden laten springen.
Rechts, sluiswachter Hendrik Keizer bedient de sluis.
Boerderij op de achtergrond is van Titte en Anne van der Goot, hedendaags van Durk en Heidi vd Werf.
Links het sluiswachterwoning van Hendrik Keizer, geboren 15 aug. 1874 te Tacozijl. Hij was sluiswachter en visser en onderhield de kades en wegen aldaar. Er staat in de Leeuwarder Courant van 1951 dat de familie Keizer meer dan honderd jaar deze sluis haar onder toezicht heeft.
Hendrik Keizer (1874-1965) vanaf 1924.
Daarvoor zijn vader Jan Jans Keizer, geboren op 4 dec. 1849 te Tacozijl, overleden op 25 mei 1930 te Oudemirdum.
Hij is getrouwd met Jeltje Woudstra in 1872. Foto Gemeente Gaasterlân-Sleat.
Zeven jaar bleef de brug zo liggen, als stille herinnering aan de laatste oorlogsdagen.
Sept. 1952 zijn opnieuw brokstukken van de brug met springstoffen bewerkt, het water is rond de fundamenten weggepompt en enkele tientallen arbeiders zijn bezig de in 1928 gelegde betonlagen te verwijderen.
Tijdens de graafwerkzaamheden kwamen een paar landmijnen en een vliegtuigbom tevoorschijn.
De gewaarschuwde mijnenopruimingsdienst hebben de bommen onschadelijk gemaakt.
De oude sluis op Tacozijl wordt gesloopt
De weemoed van historici en minnaars van landschapsschoon valt te begrijpen dan eeuwen geleden al werd gesproken over een sluis op Tacozijl. Tacozijl was vroeger een belangrijke schakel in de scheepvaartroute van Friesland naar Amsterdam.
Dit punt tussen Sondel en Lemmer met zijn typische sfeer van het oude Joodse kerkhof en de oude sluis.
1951
Indertijd werd nog hevig gepleit voor restauratie van de oude sluis. Restauratie bleek afgezien van de
financiële consequenties, onmogelijk door de aanwezigheid van de nieuwe inlaatsluis.
Met het sluisje achter zich zou de inlaatsluis nooit op volle capaciteit kunnen werken.
De Fa. Nagelhout uit Woudsend is hier bezig een stortbed van beton te leggen voor de in 1952 gebouwde inlaatsluis.
Oktober 1958
Het stortbed dient om de bodem straks voor uitschuren door de forse waterstroom
uit het IJsselmeer te behoeden.
Wil men volledig van de inlaatsluis gebruik maken, dan moest de overigens
zeer bouwvallige sluis het veld ruimen.
Historische Kranten
Leeuwarder Courant Archief
Fries Historisch en Leterkundig Centrum – Tresoar
Historisch en Geografisch informatie – Hisgis
Langs de Zuiderzee door Jac. P. Thijsse
Johan Groenewoud – Langs de Luts
Info: Sondel door de eeuwen heen
Riedo.nl – Maart 2013
mmw: Feike Samplonius