Adrianus de Nooy
Wie was de Nooy? Velen van jullie kenden hem niet. De ene noemde hem kluizenaar, en de andere kamergeleerde. Wie was het nou achter dat bosje? Het geslacht de Nooy komt uit Frankrijk, als hugenoot naar Nederland gevlucht in de 17e eeuw. In 1672 zijn de eerste gegevens van het voorgeslacht van de Nooy in Nederland bekend. Het huismerk wat de fam. De Nooy droeg was uit 1672, als ze dat ook in Frankrijk droegen weten we niet.
Hier droegen ze het als aanduiding van hun eigendom. Het voorgeslacht kreeg in 1708 het erfgooiersrecht, de Nooy was de laatste die dit recht had, meer dan 2.5 eeuw heeft de familie dit gehad. De Nooy is geboren op 4 oktober 1907 te Weesperkarspel, en heeft zijn jongensjaren doorgebracht aan de Vecht.
Hij heeft gestudeerd aan de Universiteit in Amsterdam.
Daarna gaf hij als leraar les aan hogere scholen. Hij kon vloeiend 5 talen, maar het Fries heeft hij maar vanaf gezien. Zijn vakanties waren trekken op de fiets door Europa, Denemarken, Noorwegen, Zweden en Finland. Hij heeft de middernachtzon gezien, hij sliep altijd in z’n tent, soms regende het twee dagen aaneen zodat hij z’n tent niet uit kon.
Het duurde soms veertien dagen dat hij weer een mens zag, hij zorgde dat hij altijd voldoende eten bij zich had, verder at hij heel veel uit de natuur. Duitsland, Polen, Hongarije, Oostenrijk dar heeft hij gestaan voor de paleizen van Keizerin Zita in Wenen. Frankrijk, waar hij altijd zijn fiets kapot kreeg en enkel weken moest wachten op onderdelen van de fiets. Nadat hij gemaakt was kon hij z´n reis voortzetten door Luxemburg en België.
Toen hij een zomer in Engeland was, en door Londen fietste, en hij de weg niet wist, vroeg hij aan een politieagent om hem de weg te kunnen wijzen. De politie legde het verkeer stil en leidde de Nooy met z´n zwaar volgeladen fiets over het drukke krijspunt, en wees hem verder de weg. Als jongen fietste hij veel naar Friesland en had toen al besloten, als hij oud was om in Friesland te gaan wonen.
Zo kwam hij op 23 december 1976 in Sondel, waar hij de eerste winter zonder kachels heeft gewoond. Als het vroor, vond hij het weg gezellig want dan waren de ramen met bloemen bezet. Aan de kou was hij gewend. Toen hij hier woonde ging hij z´n boodschappen doen in Hilversum, op de fiets, om vijf uur ´s morgens ging hij hier weg.
Zijn kroonlamp die in de voorkamer hangt heeft hij in Hilversum gekocht, die bond hij niet aan de fiets vast, want dan kon hij beschadigen. Hij nam de lamp in de hand en de andere hand aan het stuur. Zo fietsend door de polders naar Sondel, hij verwisselde af en toe van rechter naar linkerhand vanwege dat de arm moe werd.
Wie doet hem dit na??
Als u mij ziet fietsen op een fiets met een kruisframe, dat was zijn fiets, die heeft vele tochten gemaakt, en is van voor de oorlog.
Elk jaar gingen wij musea en kastelen bekijken. ´s Winters gingen we naar verschillende concerten toe in Leeuwarden. Met de kerst luisterden we naar een kerstconcert, en hadden we de lampen uit en hadden we enkele kaarsen aan. En dronken we chocolademelk. Met goede vrijdag luisterden wij naar de Mattheüs-passion. Verder hadden we zo nog een bijeenkomst waar we naar muziek zaten te luisteren bij kaarslicht.
4 oktober was zijn verjaardag, waar mijn broer Jacobus en ik werden uitgenodigd. Dan gaf hij een diné, wat van ´s avonds acht tot één uur ´s nachts duurde.
Het begon met champion-soep, daarna paling met geroosterd brood en Samson wijn. Daarna het warme eten en dat ging de hele avond zo door.
De dagindeling van de Nooy was als volgt: ´s morgens de Telegraaf lezen, koffiedrinken en eten dat deed hij staande.´s Middags boeken lezen, dan brood eten weer staande.
´s Avonds televisie kijken, zo was hij met alles op de hoogte. ´s Nachts ging hij niet op bed, maar sliep in z´n stoel. Naast zijn stoel stond een stapel boeken, en kranten lagen over de vloer. Om de twee weken liet hij een doos met sinas-appels aan mijn vrouw bezorgen.
Hij vond het prachtig wanneer ik de bijen naar de natuurgebieden in oost Flevoland en naar de Veluwe bracht om dan mee te gaan. Al jaren geleden, had de Nooy mij gevraagd, wanneer hij zou sterven, dat ik dan alles zou regelen.
Dat mijn broer Jacobus en ik hem naar Weesp moesten brengen, om hem bij te zetten in de grafkelder bij zijn voorgeslachten.
Maar later kwam hij daar op terug. Hij wilde begraven worden in Nijemirdum bij die zware toren mooi tussen de bos beplanting. Hoe hij van Sondel naar Nijemirdum gereden zou worden, daar waren verschillende mogelijkheden die we hadden besproken. Als het weer het toe liet wou hij graag met paard en een echte boerenwagen zijn reis maken naar het graf.
Willem H. Eppinga