Een enkel woord over Hottum Schotanus
Hottum komt – zo meldde doorgaans welingelichte kringen – niet meer terug op zijn vertrouwde plek. Hij woont nu in een verpleeghuis.
Af en toe schreef ik hem een brief, waarop ik natuurlijk nooit antwoord kreeg.
Ik weet niet beter of Hottum woonde in het laatste huis aan de Delbuursterweg voor dat je de autoweg overstak.
Prachtige plek, zo vrij als een vogeltje, maar zo ervaarde buurman dat geenszins.
Hottum wilde eigenlijk liever niet dat er mensen langs zijn huis kwamen en plaatste een bord ‘Eigen weg’. Dat mocht natuurlijk niet van de hoogmogenden van de gemeente die dreigden met ‘handhaving’ als hij het zelf gemaakte bord niet zou verwijderen.
Hottum kwam (u raadt het al) menigmaal in conflict met zijn eigenzinnige buurvrouw, baronesse Van Heeckeren waarbij mijn rol beperkt bleef tot ‘Van Sussenburg’.
De Rijdende Rechter had er – zo weet ik zeker – graag een uitzending over gemaakt.
Ook met de latere buurman Marcus Noordmans was er gehannes vanwege een brievenbusje dat op de verkeerde plek stond.
Enfin: een gewaarschuwd mens telt voor twee.
Dus toen een van onze katten verdween vróégen we of we in zijn land en rondom zijn huis mochten zoeken naar dat Amsterdammertje. Dat werd welwillend toe gestaan door Hottum en geleidelijk aan brak het ijs tussen Hottum en mij. Toegang tot zijn huis werd me niet verleend terwijl ik (omgekeerd) Hottum natuurlijk wel inviteerde eens langs te komen.
Die gelegenheid bood zich aan toen er drie keer werd ingebroken in mijn huis en in die zelfde periode mijn vrouw overleed.
Ik was de wanhoop nabij om dat de boefjes een enorme puinhoop in mijn huis hadden veroorzaakt. De vloer onder water gezet, leren stoelen open gesneden en natuurlijk veel gestolen.
Dus: zat ik even met m’n handen in het haar. Waar te beginnen? Op dat moment werd er op het raam getikt. Hottum. Met een mandje eieren.
Ik nodigde hem binnen uit waar hij met open mond de ravage bekeek.
Hij zette de eieren in de keuken en begon mee te helpen de rotzooi op te ruimen.
Hij wilde weten hoe de boefjes binnen waren gekomen.
Ik liet hem het wc-raampje zien dat er uit was getild.
Hottum stak zijn hoofd door het raam en kwam vast te zitten in de opening. ‘Ouder dan 15 zijn ze niet, het schorem,’ zei hij. Ik weet niet wat Hottum met het mandje eieren naar mijn huis bracht: nieuwsgierigheid of mededogen.
Laten we het op beide houden.
Gelukkig had ik een flesje Poolse wodka staan en ik trakteerde Hottum op deze godendrank. Hij werd gelijk een stuk vrolijker…
Hottum was aanwezig tijdens de uitvaart-plechtigheid rondom baronesse Van Heeckeren. Niet van harte, maar fatsoen deed hem besluiten aanwezig te zijn.
De familie had gevraagd of ik een enkel woord wilde spreken, in Talmahiem. Dat deed ik.
Toen we wilden vertrekken naar Ruigahuizen, waar de baronesse op het mooie kerkhofje ter aarde werd besteld, merkte ik dat ik een lekke band had.
Hottum zag dat ook en regelde met de uitvaartleider dat de band gerepareerd zou worden.
Bij hoge uitzondering mocht ik plaatsnemen in zijn auto en samen reden we naar Ruigahuizen.
Hottum was een weinig toegankelijke man, ik denk dat hij mensenschuw was.
Stond ’s morgens als eerste bij de supermarkt om maar alstublieft geen andere mensen te hoeven tegen komen bij het boodschappen doen.
Maar: als je eenmaal zijn omgangsvormen respecteerde was er niets aan de hand.
Jammer dat hij niet terug keert naar de Delbuursterweg…
Dick Walda, 5 mei 2012