Het mooiste wat een boerenjongen kan overkomen
Professor dr. Lense Koopmans (55) woont sinds twee jaar in Sondel. Geboren werd hij achter Nanningasluis in de Stellingwerven. Hij is en was een vooraanstaand econoom, door veel van zijn collega’s als briljant beschouwd. Hij was hoogleraar op zijn 29ste, bestierde het spraakmakende Ogem en later TBI Holdings met zo’n achtduizend werknemers. Hij is nu weer hoogleraar en heeft een vijftiental commissariaten.
Lense Koopmans doet nu wat hij eigenlijk altijd heeft gedaan: besturen en adviseren op afstand. Zonder enige bevlogenheid zegt hij zelf. Nuchter en zakelijk. Natuurlijk moet hij veel lezen, maar zijn kennis komt toch vooral voort uit wat hij eerder leerde en ervoer. Hij heeft zich teruggetrokken uit de woelige Randstad.
Hij kreeg er de rust van Gaasterland voor terug. Lense Koopmans wil er nooit meer weg. Hij heeft er zelfs een graf gekocht.
De Delbuursterweg is lang, de huizen staan op grote onderlinge afstand. Ergens hier moet professor Lense Koopmans wonen. De vraag waar, wordt door een passerende vrouw beantwoord. ,,Altyd mar rjochttroch, dan komme jo fansels in prachtich hûs tsjin en der wennet Koopmans”. Het klopt. Het huis is prachtig. Het is een ontwerp van Sibble Haarsma. Het kan niet missen, dit moet het huis van Lense Koopmans zijn.
Binnen hebben ouderwetse boerderijkleuren de overhand. Op een kast staan de portretten van zijn dierbare kinderen, kleinkinderen, ouders, studiegenoten, oud-collega’s. aan de muur hangt een prachtig schilderij van een koppel koeien. Koopmans verloochent zijn afkomst niet al zal hij ontkennen vervuld van nostalgie te zijn. En een romanticus is hij ook niet. Telefonisch liet hij al weten eigelijk een saaie man te zijn. Het zou volgens hem ook een hele toer worden een aardig stukje over hem te maken.
Het oude blauw en rood en groen en de koeien aan de muur mogen dus niet in verband worden gebracht met de ouderlijke boerderij achter Nanningasluis tussen Oosterwolde en Donkerbroek. Hij bewaart er overigens wel hele beste herinneringen aan. Koopmans: ,,Ik kom uit een heel fijn gezin, ik heb een prachtige jeugd gehad. Het kon niet beter.
Heit was boer op de plaats waar nu broer Arend boert. Heit was een man van de coöperaties. Vrijwel nooit heeft hij zoon Lense lovend toegesproken tijdens diens lange en zeer succes volle carrière. Eenmaal slechts, toen Lense lid werd van de Raad van Beheer van de Rabobank. Toen zei hij: ,,Dat is het mooiste wat een boerenjongen kan overkomen.” Lense Koopmans glimlachte warm bij het ophalen van die herinneringen.
Arend werd dus boer en Koopmans’ andere broer Gerard volgde het Cios. Zelf stond Koopmans een aantal jaren in het doel van Dio Oosterwolde, maar Gerard die kon pas echt voetballen. ,,Zo hard die kon schieten, uit stand nog wel.” Nu is Gerard planner bij het transportbedrijf Jan Krediet. Boer, planner, hoogleraar. Heit en mem Koopmans hadden zonen in soorten.
Lense Koopmans: ,,Ik moet het op de lagere school aardig hebben gedaan, want ze vonden dat ik naar het lyceum moest.”
In Drachten rolde hij vlot door alle klassen en haalde gymnasium B. De jonge Koopmans koos scheikunde als studierichting. ,,Maar eenmaal in Groningen boeide het vak me niet meer, ik had geen geduld voor het practicum. Ik wist het na een week al. Dit wilde ik niet. Ik lag een nacht te worstelen met de keuze tussen de sportacademie en een rechtenstudie.”
Het was de latere notaris Simon Slagman, die Koopmans nog van het Drachtster Lyceum kende, die de doorslag gaf. Slagman pochte van de rechtenstudie en vooral van professor Jan Pen. Koopmans volgde Slagman en vraagt zich nu nog wel eens af wat er van hem geworden was als zijn oude schoolmakker hem niet overgehaald had. Pen bleek zijn inspirator, vier jaar later deed Koopmans zijn doctoraal examen en weer drie jaar later promoveerde hij, 25 jaar pas, tot doctor in de rechtsgeleerdheid bij Pen.
Hij heeft zich wel eens afgevraagd of hij zondagskind was. Zo vaak op het goede moment op de goede plaats. ,,En niet omdat ik het altijd opzocht. Ik heb gewoon veel geluk gehad. Na mijn studie belde omke Anne. Anne Vondeling, die was toen minister van financiën. Of ik bij hem op het ministerie wilde komen werken. Vondeling was omke Anne, omdat hij in de oorlog bij ons op de boerderij ondergedoken is geweest.”
Hij was nog maar 29 jaar, toen Lense Koopmans hoogleraar aan het Erasmusuniversiteit in Rotterdam werd. De lange blonde Fries was de ‘brght young man’ onder de economen in de jaren zeventig. Koopmans: ,,Het ging snel, misschien wel te snel, denk ik nu wel eens. Je ziet het in de sport ook wel eens, dat jonge talenten te snel komen. 55 ben ik nu nog maar en ambities heb ik eigenlijk niet meer. Nou ja, de ambitie om mijn leven naar mijn eigen zin in te richten.”
Na zijn hoogleraarschap was hij drie jaar plaatsvervangend directeur-generaal van de rijksbegroting, terug dus op het ministerie van financiën. Vervolgens werd hij lid van de Raad van Bestuur van Ogem en dat zou niet zijn meeste succesvolle periode worden. Het zondagskind achter Nanningasluis zat het ook wel eens tegen. Maar daarna, als president-directeur van de uit Ogem voortgekomen TBI-Holdings, pakte Koopmans de draad weer op.
Koopmans: ,,Ik heb twaalf en een half jaar gewerkt. Uit eigen beweging heb ik me teruggetrokken. Omdat het niet goed is voor het bedrijf als iemand op die post te lang blijft zitten.
Maar het was geen opoffering. Laat ik eerlijk zijn: ik ben eerder een bestuurder dan een ondernemer. Een ondernemer moet risico’s nemen en ik neem niet graag risico’s.”
Sinds 1991 is hij hoogleraar in Groningen en heeft hij nogal wat commissariaten bij bedrijven en instellingen die met de zorgsector van doen hebben. Koopmans: ,,Dit leven bevalt mij eigenlijk het beste, van afstand besturen en adviseren.”Het gesprek vindt plaats op de middag dar de nieuwe minister door de koningin beëdigd wordt. De vraag dringt zich op: had Lense Koopmans niet op de trappen van het bordes moeten staan? Hij lacht en zegt: ,,Ik ben geen politicus, nooit geweest ook. Ik ben al jaren geen lid meer van en politieke partij. Dat ik een paar jaar lid van de Partij van de Arbeid ben geweest, kwam door omke Anne, die wou dat graag. Maar het heeft niet lang geduurd, het NAVO-standpunt van de PvdA stond me niet aan.”
,,Nadien ben ik nog wel eens door de partij benaderd, maar ik hou niet van de politiek. Als je je elke dag wilt laten beledigen dan moet je in de politiek gaan. Het is me te vrijblijvend. Er wordt wel eens geroepen maar ze zijn zo zelden doordrongen van de impact van hun beslissingen. Ik heb ministers geadviseerd, ik heb op het ministerie gewerkt. Misschien heb ik met wat ik nu doe af en toe evenveel invloed al een minister.”
,,Bij elk economisch probleem stel ik mezelf twee vragen: Wat kost het? Wie betaalt het? Meer niet, niks geen sociale invalshoek. Ik mis elke vorm van bevlogenheid. Daar schiet niemand iets mee op. Ik leg de medicijnstudent uit dat hij het geld dat hij als doctor uitgeeft, maar eenmaal kan uitgeven. Dat hij dus keuzes moet maken. Dat raakt het ethische, maar daar bemoei ik me niet mee. Artsen geven in Nederland gezamenlijk per jaar ƒ 100 miljoen uit aan behandelingen, medicijnen, zorg en uitkeringen, honderd miljoen is me een bedrag.en ik probeer die studenten uit te leggen dat ze dat samen doen. Ik leg hen uit wat de financiële gevolgen van hun beslissing zijn.
“De commissariaten en het hoogleraarschap doet Koopmans sinds twee jaar vanuit Sondel. In Elslo had hij eerst een boerderijtje op het oog, maar het werd Sondel. In een uur en een kwartier is hij in de randstad, soms overnacht hij in een hotel, maar liever slaapt hij thuis.
Voor het grote publiek is hij liever anoniem, publiciteit houdt hij af. ,,Omdat ik het niet nodig heb. Ik ruin geen bedrijf dat reclame nodig heeft, ik ben geen artiest die het van de publiciteit moet hebben. En ik ben ook geen receptietijger, ik hou niet van recepties.”
In Sondel vindt hij de anonimiteit. ,, Hier ben ik Lense Koopmans, dorpsbewoner, niet meer, niets minder en daar hou ik van. Al die jaren in de Randstad, in Wassenaar, in Den Haag, ik heb het altijd als iets tijdelijks onder vonden. Steeds zat ergens achter in mijn hoofd de gedachte: straks ga ik terug naar Friesland. Nu ben ik terug, ik heb een graf gekocht aan de Rûchhústerwei.
Dat is geregeld, hebben mijn dochters daar straks geen werk meer van.
Bron: Leeuwarder Courant, 22 augustus 1998 door Bonne Stienstra.