Homme Riemersma
Van smid tot fietsenmaker
Smederijen als van oude stempel zijn er vrijwel niet meer. Een ambachtelijk bedrijf ging daarmee verloren. “Jammer”, vindt de nu 82-jarige Homme Riemersma uit Sondel. Als telg uit een familie waar de smederij voor het dagelijkse brood zorgde, kent hij het vak als geen ander. “Maar het is er niet meer bij”.
In 1980 besloeg Homme Riemersma zijn laatste paard. Het was een paard uit de stal van dorpsgenoot Jouke Smits. Smid is hij sindsdien niet meer. Maar van stil zitten wil hij niets weten. Als fietsenmaker is hij nog altijd actief en zomers heeft hij ook nog wel eens het winkeltje open.
SONDEL. Zwart geblakerde muren en aangetaste balken in de zolderingen zijn de stille getuigen van het ambacht dat tot ver inde jaren zeventig in de werkplaats van Homme Riemersma in Sondel werd uitgeoefend. Op het smidsvuur werden heel wat hoefijzers en ijzerbeslag verhit. Het vuur moest daarvoor flink worden opgestookt want alleen roodgloeiend ijzer kon de smid vormen zo hij dat wilde. Nadat Homme Riemersma in 1980 het laatste paard besloeg, doofde het vuur. Het werktuig verdween uit de smederij maar liet zijn sporen achter.
“Soms werd het vuur wel eens wat te heet”, vertelt Homme Riemersma, “ja, en dan kon het flink om zich heen grijpen”.
In de werkplaats herinneren overigens niet alleen de aangetaste muren en dakbeschot aan de vroegere smederij maar is ook het voor de smid onmisbare gereedschap op zijn plaats gebleven. Bijzonder is het aambeeld dat, 273 kg zwaar, nog staat op de plaats waar het altijd heft gestaan. Daarnaast de inmiddels elektrisch aangedreven boor- en slijpmachine, overigens nog steeds door banden op elkaar aangesloten.
Het vuur is er dus wel uit in Sondel maar het werktuig is er nog altijd. En als het aan Homme Riemersma ligt, blijft het er ook.
“Er zijn al heel wat mensen geweest die het wel willen kopen. Laatst nog kwamen ze van de Aldfaers Erfroute bij me. Maar zolang ik leef blijft het waar het is. Ik wil het niet kwijt”. Op het erf bij de werkplaats staat nog de oude paardenstal. Wrak en krakkemikkig, maar nog steeds overeind. “Misschien wel honderd jaar oud”, zegt Riemersma die er in 1980 voor het laatst een paard besloeg. Nadien bleef het stil in en rond de smederij. Er klonk geen hoefgekletter meer, geen gehamer van de smid en het smidsvuur bleef gedoofd.
Homme Riemersma is zijn leven lang smid geweest. Dat beroep nam hij over van zijn vader die vlak voor de Tweede Wereldoorlog (1939) in Sondel een smederij startte. Daartoe werd een oud schoolgebouw aangekocht aan de latere Jacob Boomsmastraat.
Het gebouw stond toch leeg en leende zich wel voor inrichting tot smederij. “Mijn vader had toen een klein smederijtje in Sondel. In een boerderij was hij al een tijdje bezig maar de ruimt werd te klein”. De drie lokalen tellende school bood voldoende ruimte en één van de lokalen werd tot smederij ingericht.
Sondel was overigens niet de eerste vestigingsplaats van de Riemersma’s. Homme werd geboren in Scharsterbrug. “Vader was toen smid bij Hollandia. Hij besleg rijtuigen en repareerde motoren”.
Op 10-jarige leeftijd verhuisde Homme naar Birdaard waar zijn vader een eigen smederijtje begon. “We hadden er vijf jaar gewoond toen we naar Sondel kwamen”. Spijt daarvan heeft Homme Riemersma nooit gehad hoewel hij ook aan die tijd goede herinneringen bewaart. “We woonden aan de Dokkumer Ee, vlakbij de molen De Zwaluw. Die is al eens afgebrand”. Maar het kleine en knusse Sondel stal zijn hart. “Naar de koude klei van Birdaard zou ik niet meer terug willen”.
Rijksdiploma.
In Sondel begon de smederij pas goed te draaien. Homme trad weldra in de voetsporen van zijn vader en hielp als jongen al mee. Hij ging in Sondel naar school en volgde in Sneek zelfs een speciale opleiding die hem het ‘rijksdiploma hoefsmid’ bezorgde.
In het bedrijf van zijn vader kwam hem dat goed van pas. Hoewel, ook aangeboren talent, hielp hem in het zadel. Want de smederij in Sondel bereikte in korte tijd bekende naam.
Tot ver in de provincie wist men wie de smid in Sondel was en vanuit alle hoeken stroomden opdrachten binnen. “In de zomer hadden we het heel druk”, herinnert Homme zich, “het beslaan van paarden was dan orde van de dag”. Soms stonden boeren al vroeg in de morgen bij de smid voor de deur. “Een knecht werd dan met het paard naar ons toegestuurd. Voor de boer was het melkerstijd en in de tijd die daarmee opging moesten wij het paard beslaan. Was het melken klaar, kon het paard weer voor de wagen”.
Honderden paarden heeft Homme Riemersma in zijn lange loopbaan als smid, onder handen gehad. Een vakkundig en ambachtelijk werkje waar vandaag de dag niet veel meer van over is. “Het was wel zwaar en soms heel warm natuurlijk.
Maar je kreeg altijd een mooi resultaat en dat maakte veel goed”.
Winter.
In de winter richtte de smederij zich vooral op andere ijzerwerk. Oude wagens werden beslagen en ijzeren riemen om de houten wielen gelegd. Ook dat was een nauwkeurig werkje. De ijzeren hoepels werden tot roodgloeiend ‘opgewarmd’ en dan om het wiel gelegd.
“Ze waren dan 2 cm ruimer geworden. Het geheel liet je vervolgens in het water zakken. Je hoorde dan een klap van het krimpen en het ijzer zat muurvast”. Vakwerk. Dat, en niets anders, was het doel van Riemersma. “Er kwam eens iemand met een wagen waarvan de hoepels kapot waren, bij ons. ‘Die hebben jullie er om gezet”, beweerde de eigenaar.
Maar toen ik hem op een las wees, praatte hij wel anders. Dat is prutswerk”.
De paarden werden in een speciale stal op het erf van Riemersma beslagen. Met het rokende smidsvuur werden hier heel wat hoefijzers aangemeten. In 1980 was het paard van dorpsgenoot Jouke Smits het laatste. Daarna bleef de stal leeg en versoberde snel. Het ‘monument’ uit het smidsleven van de Riemersma’s kreeg enkele jaren geleden een nieuwe versie aan de overzijde van de Jacob Boomsmastraat.
Vanuit zijn woonkamer kijkt Homme Riemersma er op uit. Hij vindt het wel mooi dat de stal als bezienswaardigheid op het pleintje voor de kerk is neergezet. Maar kritiek heeft hij ook. “Ze hadden beter deze oude kunnen opknappen”, moppert hij een beetje. Bovendien is de nieuwe versie niet authentiek. “De achterste balk zit te laag waardoor de achterpoten van een paard er niet op beslagen kunnen worden”.
Nadat Homme Riemersma in 1980 met pensioen ging, stopte de smederij. Er was geen opvolging omdat de kinderen allemaal iets anders kozen. Zoon Bouwe uit Balk heeft het nog wel een tijdje geprobeerd maar had het niet in de vingers en werd postbode.
Nu, 17 jaar later, staan de attributen, die ooit voor veel gekletter en gespetter zorgden, zwijgzaam in de oude werkplaats. Een herinnering aan een ambachtelijke smederij.
Maar Homme Riemersma is geen man van stilzitten. Als fietsenmaker is hij nog alle dagen actief en repareert rijwielen voor de Sondelers. Vooral ook veel kinderen weten hem te vinden. Een lekke band of een defect licht, voor Homme Riemersma maakt het allemaal niet uit. Bij hem is het in een handomdraai gerepareerd. “Ik ben blij dat ik het nog kan doen”, zegt hij, vastbesloten er nog lang mee door te gaan.
Catarienus Meijer
Bron: Balkster Courant 23 oktober 1997