JHFK van Swinderen
Jonkheer Van Swinderen minder ‘God’ dan gedacht?
Oudemirdum – In 1857 was Jonkheer Gerard van Swinderen burgemeester van Gaasterland geworden. Deze Van Swinderen, ook lid van de Tweede Kamer, werd in 1863 opgevolgd door zijn zoon Jan Hendrik Frans Karel van Swinderen.
De toen 25-jaige ‘JHFK’ woonde met zijn gezin op huize Rijs. Het was deze Van Swinderen die zich een bijzondere naam verwierf. Ook vandaag de dag nog wordt zijn naam dikwijls geroemd en zien velen hem als de grote weldoener.
Hij gaf de inwoners geld en eten of grond om te kunnen bewerken. De hoed of pet ging af als Gaasterlanders huize Rijs passeerden. “JHFK’ verwierf zich in die tijd de bijnaam ”De God van Gaasterland”. Maar was hij dat wel echt? Er wordt aan getwijfeld. Henk Doeleman, al eens “het geweten van Oudemirdum” en historicus genoemd maar naar eigen zeggen “een gewone sneuper” plaatste vraagtekens.
Volgens hem lijkt Van Swinderen “minder God dan altijd is gedacht”. Onlangs hield hij een lezing over de Maatschappij Gaasterland waarin alle bezittingen van Van Swinderen werden opgenomen toen deze in geldnood raakte vanwege niet goed geplaatste investeringen.
Henk Doeleman, tot voor enkele jaren woonachtig in Oudemirdum maar nu in Schagen, blijft een Oudemirdumer-liefhebber bij uitstek. Naar het wel en wee rond de Van Swinderen’s en de Maatschappij Gaasterland deed hij uitvoerig onderzoek dat resulteerde in een lijvig verslag dat hij het liefst in boekvorm zou willen laten verschijnen. Volgens Doeleman is het beeld van JHFK Van Swinderen als de “God van Gaasterland” iets wat geromaniseerd.
Natuurlijk was de burgemeester een goedgeefse en daardoor geliefde persoonlijkheid maar er was ook een keerzijde. Volgens Doelman bleek dat toen in 1865 de weg tussen Nijemirdum en Sondel moest worden aangelegd. “In het gemaakte bestek was 800 meter tekort. Dat bleek het deel dat over het grondgebied van Van Swinderen liep. “Hij liet vervolgens de weg aanleggen op kosten van de Gemeente”. Eerder al zou de goede naam van de Van Swinderens een deuk hebben opgelopen.
“Het was bekend”, zo meld Doeleman, ‘dat zijn vader vaarten liet aanleggen die allemaal leidden naar zijn eigen grondgebied”.
In het midden van de jaren negentig van de 19e eeuw ging het financieel slechter met Van Swinderen. Zijn vermogen liep terug en de burgemeester had steeds meer moeite de eindjes aan elkaar te knopen. “De banken draaiden hem de duimschroeven aan”. Wat er nu precies de oorzaak van was dat Van Swinderen zijn bezittingen moest verkopen aan de Maatschappij Gaasterland, blijft gissen.
Vrijwel zeker si wel dat hij zich verkeek op gepleegde investeringen. Die pakten niet goed uit. Investeringen in het Panamakanaal behoorde in elk geval tot de tegenvallers. De Maatschappij Gaasterland ging in 1897 voortvarend van start. “In een bericht in de Staatscourant werd de oprichting uiteen gezet. Voor Gaasterland betekende het een hele verandering”. Om bezittingen te gelde te maken werden in de eerste jaren na 1900 groet percelen bos gekapt. In die eerste jaren zelfs honderden hectaren. “De bomen werden verkocht aan een houthandelaar in het oosten van het land”.
Dat was geen toeval. “In het bestuur van de Maatschappij zat ook een houthandelaar”. Het bestuur van de Maatschappij zetelde overigens in Den Haag en had zich als doel voorgenomen ondermeer de exploitatie van hooi en bomen.
Er waren ook grootse plannen die echter nooit van de grond zijn gekomen. Zo wilde de maatschappij een spoorlijn aan laten leggen van Stavoren via Rijs en Bakhuizen naar Sneek. Nabij het Hunningspaed in Oudemirdum/Mirns had een zeebadplaats moeten komen. Beiden haalden het niet.
Met de kaalslag in de bossen van Gaasterland ging het echter gewoon door. Nabij Oudemirdum, Rijs en Bakhuizen verdwenen groet percelen bos. Grond ging naar de kleine boeren uit de omgeving die zich middels vandaag de dag ondenkbare regels vast-klonken aan de maatschappij. “Zij verplichtten zich een aantal dagen per jaar in dienst te stellen van de maatschappij en mochten geen mest behouden anders dan varkensmest. Nou ja, slechter mest was er niet”. Bomen mochten er niet gekapt worden tenzij de opbrengst aan de maatschappij werd voldaan. In een pand aan de Marderleane, op steenworp afstand van Huize Rijs, het woonoord van de Van Swinderens, (JHFK overleed in 1902) had de maatschappij haar hoofdkwartier.
Van daaruit richtte de maatschappij haar pijlen op opbrengsten zonder zich te bekommeren om behoud van de bossen. Gevolg was dat het bosgebied in Gaasterland zienderoog slonk.
“Er is in die tijd van de maatschappij nogal was bos verdwenen. Veelal aangewend voor landbouwgrond”. Als burgemeester Hermannus Gaaikema zich in de jaren twintig van de vorige eeuw niet had ingezet voor behoud van de resterende bossen zou Gaasterland nu waarschijnlijk geen bosrijk Gaasterland zijn geweest. Gaaikema wist de toenmalige gemeenteraad zover te krijgen de resterende bossen an de maatschappij aan te kopen. Daarmee kwam er een einde aan de activiteiten van de Maatschappij-Gaasterland.
Henk Doeleman heeft in de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de Van Swinderens en het wel en wee rond de Maatschappij Gaasterland. Gemakkelijk was dat niet. “Als je bedenkt dat ik bij het zoeken naar bezittingen van de Van Swinderens in Friesland alleen al stuitte op 23 notarissen maakt duidelijk dat het omvangrijk is”. En dan zijn de vele notarissen elders in het land nog buiten beschouwing gelaten. Waarom zoveel verschillende notarissen? Doeleman heeft er maar 1 verklaring voor. “Ik denk dat men niet wilde dat die ene wist wat de andere deed”. Nog heel wat dossiers zijn voor de sneuper Doeleman gesloten gebleven. Sommige omdat het bijna ondoenbaar is om er mee de slag te gaan, anderen omdat het speurwerk een te kostbaar aangelegenheid is.
Balkster Courant , 18 mei 2006
Door Catrienus Meijer