Molens in Sondel e.o.
In het Gaasterland van weleer lagen vele kleine polders die bemaald werden door poldermolens en beheerd door een eigen bestuur met zijn ingelanden, die 1x per jaar vergaderden in het plaatselijke café en daarbij de omslag betaalden. De houten poldermolens zijn van begin zeventiende eeuw in Friesland geïntroduceerd. Langzaam maar zeker verdwenen deze molens met zijn rieten kappen vanaf 1910 en kwam er een stalen ros voor in de plaats, om vervolgens weer plaats te maken voor elektrische gemalen rond 1965 met veel grotere polders.
Aan de Sondelerdyk aangelegd als slaperdijk in 1725, hebben een tweetal poldermolens gestaan. Alsmede in de Jan Obbes Polder en de Uitheijing. De poldermolens zullen rond 1850 geplaatst zijn, wellicht met een voorloper. Deze molens zijn op ambachtelijke wijze gebouwd door een vakkundige molenmaker die er bij wijze van spreken zijn hele ziel en zaligheid in heeft gelegd.
En om de molens op het juiste moment goed te laten werken is kennis en ervaring nodig. Het nadeel van deze poldermolen is dat deze alleen functioneert als er voldoende windkracht is. Er is windkracht 4 nodig om de wieken te laten draaien die het water uit de polders malen. Omdat er af en toe periodes voorkomen waarbij er veel neerslag valt terwijl de wind het laat afweten, had men vroeger in een dergelijke situatie een groot probleem.
De molenaar moest dan gedwongen werkeloos en dus vooral machteloos toekijken hoe de poldersloten zich vulden met het hemelwater en uiteindelijk overstroomden. Het is regelmatig voorgekomen dat de landerijen blank stonden. Dit gebeurde niet alleen tijdens de winterse natte perioden, maar ook in de zomer als het vee in de weiden liep, het gras gemaaid moest worden, de gewassen op de akkers stonden of als er geoogst moest worden. Lange windstille perioden waren dan ook een belangrijke schadepost voor zowel de weide- als akkerboeren.
Het is dan ook niet vreemd dat polderbesturen alle mogelijkheden en middelen aangrijpen om te komen tot een verbetering van de waterbeheersing, teneinde een betere bedrijfszekerheid te kunnen bieden aan de boeren. Een windmotor is zo’n verbetering.
Dit type molen is oorspronkelijk ontwikkeld in Amerika. Aan het begin van de vorige eeuw geïntroduceerd in Friesland door de Gebr. Bakker en aangepast voor polderbemaling. Als opvolger van de traditionele molens wordt de windmotor lange tijd verguisd door de molenliefhebbers, maar voor boeren biedt het werktuig uitkomst, daar deze bij weinig wind ook draait en éénmaal in bedrijf gesteld zichzelf geheel automatisch kan regelen naar windrichting en windsterkte. Vandaar dat de windmotor aan een sterke opmars begint in het laaggelegen deel van Nederland. Honderden stalen molens worden opgericht, vooral in de Friese polders, totdat begin 1960 de ruilverkaveling aanvangt in Gaasterland.
Op grote schaal wordt hierbij de bemaling gecentraliseerd en geautomatiseerd, hetgeen vrijwel altijd het einde betekende van de windbemaling. Gedurende deze rigoureuze ingrepen verdwijnen vele windmotoren waarvan de standplaats vandaag de dag niet meer terug te vinden is in het landschap.
De molens worden gesloopt of aan hun lot worden overgelaten, waardoor ze vroeg of laat net zo geruisloos verdwijnen als dat ze zijn gekomen. De fundering van een windmotor was vrijwel altijd van beton en wordt zo zwaar uitgevoerd dat de molen niet kan omwaaien. De windmolens zijn door o.a. Geert Kornet en zijn schoonvader Hessel Faber en Sietze de Vries opgeruimd voor oud-ijzer prijs. De bovenkant van zo’n betonnen bak wordt daarbij tot 1 meter onder het maaiveld er afgeslagen met een ijzeren kogel aan een draadkraan.
Oude Sondelerpolder; molen stond naast Willem de Vries aan de moulier.
Vooreerst stond hier een wipmolen. Vervolgens is een grotere poldermolen gebouwd wellicht rond 1850. Deze molen is een achtkante bovenkruier met vijzel. Onder gele stenen met daarboven riet en een rieten kap. De molen bemaalde deze polder van 150 hectare. In 1936 waren de wieken van de molen in zo’n slechte staat en te duur om op te knappen, zodat er in 1936 prijsopgave van een windmotor en ruw olie dieselmotor wordt aangevraagd. De windmotor kost 1650 gulden en de onderbouw 1145 gulden. De ruw olie dieselmotor kost met onderbouw totaal 2375 gulden. Spaans te Hoofddorp kreeg de gunning en op 15 mei 1937 is de dieselmotor, die in de oude molen werd geplaatst, officieel in gebruik gesteld.
De malers waren Frans Smits(1891-1964), Hendrik Klootwijk(1892-1963), Stoffel Zandstra(1916-1994), Jorrit Jorritsma(1912-1976).
In 1951, zijn de wieken en de kap er afgehaald. 1954, het hokje bij de molen is in slechte staat en wordt niet meer gebruikt en dus voor afbraak verkocht. Mei 1968 is de molen niet meer in gebruik en is het tijd om deze af te breken. Om de procedure te versnellen is deze in brand gestoken.
Nieuwe Sondelerpolder; molen stond in de hoek/voorzijde onder de ligbox van Jacobus Eppinga.
1901 is er vergadering der ingelanden bij Rein Bersee caféhouder in Sondel en zijn de verteringskosten 6,50 gulden. 1931, de molen is in slechte staat; schroef slecht, schroefbak versleten en er moeten nieuwe zeilen op, kosten 1100,- gulden. Na besprekingen in de vergadering is besloten tot de aanschaf van een nieuwe windmotor. De heren Hendrik de Jong en Hendrik Eppinga werden opgedragen om de oude molen op afbraak te verkopen.
Bij de molen was Jentje Bouwes de Jong (1847-1919) molenaar en vervolgens Jan Bakker(1890-1974), Manus Mous(1878-1945),
Schelte Aukema(1900-1999), Hendrik Eppinga(1895-1966).
Op het hokje wat bij de molen stond waar gereedschap in lag en een matras voor een paar uur slapen stond een spreuk: “Vertel niemand uw gedachten, nog minder uw geheimen. Wie heden is uw vriend, kan morgen u verachten”.
Ook overtollig water uit de Delbuursterpolder dat door de Sype sijpelde monde uit in deze polder. Om de windmotor is later een hokje gebouwd met daarin ook een dieselmotor. Bediening door Hendrik Eppinga. Ook deze molen ging met de ruilverkaveling ter ziele. Het overtollige water van bovengenoemde polders stroomt nu naar het grote gemaal achter Wijckel aan de Iedyk.
De Warren; molen stond tegen de Leijen ter hoogte van Johannes Smink
1949 – na verscheidene bijeenkomsten vooraf is tot overeenstemming gekomen om de Warren in te polderen. Een polderdijk zal worden gemaakt en door Joh. Mous te Balk zal een windmotor met onderbouw en een inlaatpomp worden geplaats voor een bedrag van 4120,- gulden. Op deze eerste vergadering werd vastgesteld dat Eibert Dooper(1913-1998) de windmotor zal bedienen. Vervolgens bediende Kerst Bangma (1894-1961) de molen en daarna zijn zoon Robijn Bangma(1928-2009). Bediening van de windmotor is in 1959 op 100 gulden gezet.
Om in de landerijen van de Warren te komen, ging men bij nu de familie Johannes Smink (deze moderne boerderij met de Ruilverkaveling gebouwd) het erf op en zo door de landerijen naar eigen perceel. Ook via de Halve maan kon men bij de landerijen in de Warren komen.
1964 was de molen financieel afgelost. Door de komst van de ruilverkaveling is de molen overbodig en werd het bestuur gemachtigd om deze te verkopen na 1966.
De Fintsjes; (Nieuwe grasfennen); molen stond tegen de Leijen waar deze overgaat in brede sloot.
Tegen de zeedijk halverwege de Zandvoorderhoek stond vanaf 1900 een molen aldus oude kaarten. Polderbestuur opgericht in 1922. Om deze landerijen te bereiken ging men wel via de ‘Groninger’ maar meestal door de Sondelerleane (Sintel), dan een 50 meter op naar de boerderij van Welmoed Deinum om dan rechtsaf de landerijen in te slaan en vervolgens over de rolbatte. Skutsjes voeren hierdoor met goederen via de Leijen achter hooibergen langs naar het eindpunt ‘de Betonpleats’. In 1933 is een Amerikaanse windmotor bij het begin van de Leijen geplaatst. Molenaars waren Atze Samplonius (1908-1996) en Hans Samplonius(1904-1964) en Siebren Samplonius(1935-2018).
1934 – via de windmotor wordt water ingelaten, om de landerijen blank te zetten wegens een muizenplaag. 1939 – worden een aantal wagens kleiaarde aangevoerd om de polderdijk te versterken.
Daar de 13 hectare van Jorritsma op de ‘Groninger’ niet voldoende kan worden bemaald (laagland) hoeft deze de helft van de omslag vanaf nu maar te betalen. Ook wordt er vergaderd over de slechte staat van de rolbrug. Voor de ruilverkaveling is deze vernieuwd in een vaste betonnen brug.
Wijckelerpolder / Graverijpolder; hier stonden 3 windmolens.
Toegang tot deze landerijen is via de Ywert, het water of via Sondelerdyk, bij de Leijen over de rolbatte, dan door de landerijen en over de rolbatte van het Reintjegreft. Dit was buitenwater en skutsjes voeren op naar Willem Leffertstra, nu Rintje Draaijer, met goederen voor het dorp.
Brand Martens vd Goot(1869-1926) was de eerste veehouder die in 1909 een Hercules Metalicus windmotor aanschafte van R.S. Stokvis & Zn.
Dit was een kleine windmotor en maalde het overtollige water van zijn land op het Reintjegracht.
Pier G. Leffertstra(1910-2000) die aan de Ywert veehouder was had achter in zijn land ook een windmolen die hij bemaalde. Zo rond 1915 is een grote windmolen geplaatst aan de opfeart op de landerijen van Sietze Hainsez Bosma(1881-1949) veehouder aan de Ywert 9. Deze molen was een grote Hercules van de firma Koelstra-Dolle. Later een hokje er omheen gebouwd, wellicht ook een dieselmotor erin?
Met de komst van de ruilverkaveling is deze molen opgeruimd en iets meer naar Sondel toe een nieuwe opvaart gegraven met het huidige gemaal “De Graverijpolder”. Ook is een landbouwweg om de Leijen en achter Wijckel aangelegd in 1965, daarmee is het Reintjegracht doorsneden en verworden tot een waternatuurgebied. Even verderop halverwege aan de Bonnebrekkenwei, eertijds een polderdijk, stond ook een molen met woning. Hier woonde molenaar Josef Gersjes daarna Foeke Visser met zijn gezin. Deze molen is in 1937 ingewisseld voor een windmotor en die werd bemaald door Folkert Rijpkema(1914-2000).
Jan Obbespolder; molen stond tegen de Ee, op deze plaats nu een electra gemaal.
Deze polder ligt achter Durk en Heidi vd Werf. De ‘Nije Feart’ naast Gosse vd Meer stond voor 1850 al op de kaart. Aan de Ee stond een oude molen gebouwd rond 1850. Deze is vervangen voor 1930 door een windmotor en vervolgens met de ruilverkaveling vervangen door een elektrische gemaal die nu ook de Warren en Fintsjes bemaald. Aan de andere zijde van de Ee, stond ook eenzelfde windmotor, deze maalde de 1e Steke droog. Deze windmotor wordt rond 1967 afgebroken. Dan wordt ook de boerderij van Gooitzen en Rika van der Werf-Kramer gebouwd vlak bij het Joodse kerkhof. Bij de hoge Margriet-brug wordt een electra gemaal geplaatst die het water van de 1e en 2e en 3e steke, Schudding en Mudsert op het Margriet-kanaal loost. De N395 van Lemmer naar Balk wordt rond 1969 aangelegd. Na 1980 krijgt Harmen vd Werf achterhuis op zijn 22 hectare grasland een lager waterpeil en wordt er vlak bij het Joodse kerkhof daarvoor een nieuw gemaaltje gebouwd.
Uitheijing; buitendijksland t.o. Joodse kerkhof op Tacozijl, molen stond tegen de Zijl.
1853 wordt er een poldermolen gebouwd die de Uitheijing, groot 65 hectare zal bemalen. Molenaar was Hendrik Jans Keizer (1874-1965), wellicht zijn vader Jan Jans(1849-1930) voordien. Op 20 febr. 1925, tijdens een vergadering van het bestuur “Zeven Grietenijen en de Stad Sloten” is besloten om elektrisch gemaal te plaatsen. Daar er de laatste jaren een zeer geringe opbrengst is van dit grote perceel, ook tijdens de beste jaargetijden nog onder water stond. Juli 1927 is de molen op afbraak verkocht voor een bedrag van 155 gulden.
Er stonden in de omstreken meerdere molens, maar voor nu eerst deze molens.
Afgelopen jaar zijn er boerenmolen bij eigen bedrijf geplaatst om elektriciteit op te wekken. De grote molen, (toen nog 2 wieken) bij Heidi is gebouwd zo rond 2000.
Bronnen:
Notulen van deze polders
SWF MR afstudeerverslag
SWF Bergsma en Hengst.