Vakantiecentrum Sondel
Er is bijna geen Fries kind dat vroeger niet een weekje met zijn klas in het Christelijk Vakantiecentrum Sondel heeft doorgebracht. De oude radarpost van de Duitse bezetters werd vijftig jaar geleden omgebouwd tot vakantieverblijf. Een terugblik in woord en beeld in een serie over zomerse activiteiten.
Het COMPLEX met achttien bunkers verrees in de loop van de Tweede Wereldoorlog. Toen de Duitsers zich gewonnen moesten geven, lieten ze hun onderkomens in chaos achter. Van de luisterapparatuur, zendinstallatie en stoorzenders bleef niets over.
Jan Boomsma uit Sondel kocht het kamp. Hij richtte in 1949 een stichting op die het complex als vakantieverblijf ging exploiteren. Jan Gerrit van der Werf was de eerste bedrijfsleider. Hij emigreerde na een paar jaar naar Canada.
Hendrik Mulder uit Nijemirdum nam het centrum over. In 1953 werd zijn zoon Jaap directeur. Onder zijn leiding bouwde het vakantiepark een reputatie op. Rond 25.000 gasten per jaar bezochten de sobere slaapplaatsen. Vooral scholen en andere groepen wisten hun weg naar Sondel te vinden.
In die tijd hadden de mensen hooguit een week vakantie per jaar. Ze gingen niet ver op reis, en meestal op de fiets. Het Christelijk Vakantiecentrum Sondel bood driedaagse arrangementen voor Fl.8,50. de bezoeker kreeg hiervoor een warme maaltijd op maandagavond, vol pension op dinsdag en ontbijt en lunch op woensdag. De gasten moesten zelf hun beddengoed meenemen.
In de omgeving van het vakantiecentrum was alleen een dorpskroeg te vinden. De Mulders bedachten aller activiteiten om hun gasten zelf te vermaken, zoals fietstochten, toneelavonden en spelletjes. Ze bezochten zelfs campings in Groot-Brittannië om ideeën op te doen.
In het avondprogramma zaten steevast een film en een kampvuur. Vooral dat laatste sprak iedereen aan. Jaap Mulder speelde dan gitaar en zong liederen. ,,Ik haw sa’n Achthûndert kampfjoeren meimakke. Minsken fûnen dat grandioas, dat kinst dy no net meer foarstelle.”
In het hoogseizoen deden de gasten mee aan nachtwandelingen bij Ruigahuizen. Mulder huurde dan twee jongens in voor FL.2,50 per nacht, die moesten spoken op het kerkhof. Zij deden dan witte lakens om en zetten een masker op. ,,Wa ’t omé tsjerke hinne doarde te rinnen, krige in priis. Dat wiene der net folle. Sels de gruste praters kamen bang werom.” Al die tijd heeft hij het geheim nooit verraden, want elk jaar spookten de witte wieven weer.
De jonge directeur legde bij het recreatiepark sportvelden en een openluchttheater aan. In het openluchttheater werd drie keer een openluchtspel opgevoerd, onder leiding van Pyt van der Zee. Bovendien vonden er kleinkunstkampioenschappen plaats in zang, toneel en goochelen.
De vakantiewoningen leverden in het korte seizoen niet genoeg op, dus zochten de Mulders naar andere verdiensten. Halverwege de jaren zestig kwamen de eerste campinggasten naar Sondel. Dit bood uitkomst, evenals het verlengen van het seizoen. .in Duitsland werd Sondel aangeprezen als een soort kuuroord met rust en frisse lucht, ver van de drukte van de grote stad.
Elk jaar toonde de Mulders trots hun laatste vernieuwing aan hun vaste gasten, met wie ze al die jaren een band opbouwden. Zo kwamen er waterleiding, centrale verwarming, stapelbedden, een verdieping op de eetzaal en 8 kilometer schrootjes ter isolatie van de muren.
Begin jaren zeventig maakte het theater plaats voor een zwembad, een bijzonderheid voor die tijd. Datzelfde gold voor de kaptafels in de wasgelegenheid, waar de ANWB nog aandacht besteedde in haar blad De Kampioen. In 1972 hield Jaap Mulder het voor gezien.
Zijn vrouw bleef als directrice nog een tijd aan het roer naast een bedrijfsleider. Maar omdat het gezin verhuisde naar Sneek werd Sondel uiteindelijk verkocht aan de Fam. Schuurman.
Die verkocht het centrum twee jaar geleden, vrijwel onveranderd, aan Ed Landman uit Amsterdam. Deze probeert nu net als Mulder elk jaar iets te vernieuwen en de oude reputatie te herstellen.
Bron: Leeuwarder Courant 2 aug. 1999
Door Gitte Brugman