Vreemde ontmoeting
Afgelopen week zat ik op een bankje aan de Sondelerdyk. Het was mooi weer en ik had mijn fietstocht even onderbroken. Ontspannen genoot ik van een fraai uitzicht. Opeens klonk naast me: ,,Goeie avond.”
Ik had niets gemerkt, naast me zat een forse man met een hoge rug. Ik dacht een familielid te herkennen, maar het bleek anders. ,,Een mooi plekje hier Lyckle.” De man wist hoe ik heette en daarom bekeek ik hem eens goed. Op mijn blik van ‘wie ben je eigenlijk?’ kwam het onverwachte antwoord: ,,ik ben je voorvader uit 1600.” Ik mompelde iets van ‘grapje zeker’ en probeerde een smoes te bedenken om hem kwijt te raken. Maar hij bleek mijn gedachte te kunnen lezen en vervolgde: ,,Ja Lyckle, het klink gek, maar luister goed.
Toen ik in 1602 met onze watermolen de Polder hier mocht helpen droogmalen, was dat een wereldwonder. Zelfs een hemels wonder bleek later. Want toen ik na mijn aardse dood de grazige weiden in de Hemel moest helpen onderhouden, kon ik ook daar een molen beheren. Bovendien werd me nog een voorrecht verleend. Elke 100 jaar mag ik een dag terug naar de aarde om te zien hoe mijn nazaten ons gebied en Nederland beheren en gebruiken. De vorige keren in 1702 en 1802 en 1902 was ik tevreden. Terug in de Hemel kon ik verslag doen over de doortastendheid van onze kindskinderen en wat ze allemaal tot stand hebben gebracht.
Vandaag heb ik veel rondgevlogen en wat ik gezien heb maakt me niet blij. Ik schoof wat ongemakkelijk heen en weer. Mijn vooroverover opa krabde eens aan de bobbels op zijn rug. Ik besefte dat het zijn vleugels waren, die hij onder zijn jas had verborgen. Wat neerslachtig ging hij verder: ,,ik heb het idee dat niemand meer honger heeft in Nederland en dat voor veel ziekten en kwalen een grote kans op genezing bestaat. Toch heb ik maar weinig tevreden mensen gezien.
Ik heb de indruk dat men niet meer lacht. Ik heb ook gezien dat men van vroegere bossen uitstekende landbouwgrond heeft gemaakt. Maar ik snap niet waarom men nu van uitstekende landbouwgronden weer bossen maakt.
Er is kennelijk zoveel welvaart dat men allerlei rommel koopt en weer weggooit en daarvoor honderden bunders goede grond voor opoffert om als vuilnisbelt te dienen. Hoofdschuddend vervolgd hij: ,, Met een spa en een kruiwagen hebben wij in 1600 dijken gemaakt om goede grond te winnen.
Er waren volop vogels, hazen en andere dieren om op te jagen. Mest was in onze tijd een zegen voor het land. Ik heb gezien dat men nu veevoer uit de hele wereld hier naar toe haalt en daar mest van maakt.
Ik heb zelfs gezien dat men bloemen verft. Onze Heer heeft echt zijn best gedaan op de schepping, maar ik vind dat jullie er wat vreemd mee omgaan. Ik heb het idee dat er meer wordt vergaderd en gepraat dan gewerkt in 2002.”
Hij schudde zijn hoofd en zuchtte: ,,en hoe zal het er over 100 jaar uitzien?” Opeens zat ik weer alleen op de bank en probeerde te begrijpen wat me was overkomen.
Ik ben naar huis gereden en wist me geen raad met de werkelijkheid en de onwerkelijkheid.
En ik vraag me af”,,wie wel?