Jan van Houten
Ze kwamen een keer in Sondel aan en de woonwagen (in de volksmond ook wel ‘bendewein’ genoemd) werd dan op het Swaaigat gestald. De geit die meereed in een stek achter in de woonwagen werd dan eerste gemolken in een van de potten en pannen die aan de wagen hingen.
Het maakte Jan niet zoveel uit maar volgens de overlevering molk hij de geit in een pispot, waar men later smakelijk om heeft gelachen.Toen de kinderen groter werden waren ze altijd present op alle jaarfeesten en daar speelden ze met z’n allen in een klein orkest.
Jan speelde op de harmonica en Bertus blaasde op een grote horn en Durk sloeg op een grote trommel.
Dit was niet echt muziek ,maar ze hadden wel lekker veel herrie. Onderwijl ging Japke met haar dochter er met de centenbak rond. Iemand zei eens over haar:,, Ze is de schrik der mussen” . Japke had altijd een drukte voor tien. Laat dit dan zo zijn maar ze hadden altijd het meeste bekijks ten opzichte van anderen.
Elk jaar kwamen ze in Sondel aan op de ,,merke”,de Sondeler Bil. Deze feestelijkheden werd dan gehouden rondom de herberg in Sondel. Hier stonde kramen opgesteld met o.a. lekkernijen, houten pijpen, garen en knopen, rood en blauwe baai en er was een hakblok en een kijkkast en … Jan van Houten met zijn orkest. De draaimolen stond bij het Swaaigat.
Ook Pieter ‘lieger’ kwam op dit soort jaarfeesten met zijn sterker dan sterk verhalen, alleen hij leefde eerder dan Jan van Houten. Jan zijn echte naam was Jan van Alexis. Zo was het 2 en later 1 dag feest in Sondel.
In de winter stond Jan van Houten ook wel bij het Swaaigat-opslag en anders tegen het beschutte bos bij Sietze Faber het was maar net hoe het hem uitkwam. Om wat bij te verdienen ging Durk de boer op. Hieronder staan enige belevingen over Jan van Houten en zijn zonen;
In de Norde stond een boerderij naast Herman en Gretha Kramer en daar woonde Eibert Dooper.
Deze man was boer en had een knecht Pieter Fokkema die woonde in Sondel in het huis waar nu Melle en Ulkje Zwerver wonen. In de winterperiode stonden de koeien op stal en Eibert en Pieter hadden afgesproken als Durk van Houten weer eens langs kwam dan zouden ze een grap met hem uithalen. En ja op een keer stond Durk onder melken bij Eibert en Pieter in de stal.
Durk was vanaf het Swaaigat naar hun toegelopen om te vragen of hij wat hooi kon krijgen voor het paard (kedde). Dat kon wel, maar Durk mocht niet in de schuur komen want hij rook niet al te fris, dit omdat Pieter de zak met hooi moest klaar maken en Durk daar niet bij mocht zijn. Pieter vulde de zak met hooi, maar deed er nog een zak binnen in met een stuk of wat keien.
Na het melken pakte Durk de zak met hooi op en zou deze over het schouder gooien maar dat lukte niet zo erg. ,,Wat is die zak bliksems zwaar”, zei Durk, ,,dit komt omdat er buitendijks hooi in zit en dat is extra goed hooi”, zei de boer. En zo liepen Durk met de zware zak hooi over het schouder en Pieter naar huis toe. Thuis gekomen gaf Durk het paard wat hooi maar zag dat er nog een zak in zat… met keien. Wat Durk toen zei zullen we maar bedekken met de mantel der liefde.
In de winter van ‘43 , het was een strenge winter, ging Durk weer eens naar Hendrik de Boer toe om een praetje( búthúsje) want er waren daar wel meer mensen om een praetje en het was er lekker warm. Durk moest dan ook de goten voor de koeien vol water pompen, zodat de koeien dan water konden drinken.
Voor deze arbeid kreeg hij dan een schaaltje melk in het kattenpannetje. Maar eerst moesten de katten van Hendrik melk uit het schaaltje drinken want als Durk eerst dronk dan hoefden de katten geen melk meer zo goed paste Hendrik op zijn katten, maar ja dit kwam ook doordat Durk zich bijna nooit waste..
Ook in deze winter ging Hendrik de Boer een keer naar de woonwagen van Jan van Houten om hun koeiendekken te brengen want het vroor ’s nachts behoorlijk. Jan nam de dekken wat graag aan want zoveel dekens hadden zij zelf niet. Nadat de winter verdwenen was bracht Jan van Houten de koeiendekken weer terug.
Op een morgen zat Hendrik te koffie drinken en toen zag Kee, de vrouw van Hendrik , de luizen op Hendrik zijn trui omspringen. Ja dit kwam van de koeiendekken die Jan van Houten had gebruikt. Hendrik heeft de dekken gelijk in het Swaaigat gegooid zodat de luizen dan dood gaan.
Maar hij liet zich wijs maken dat de luizen dat wel konden overleven. Nou was Jan Poepjes schipper en hij viste veel op de het Slotermeer en in de Polder en hij had zijn boot soms bij het Hop in Wijckel en soms in het Swaaigat liggen. Hier stond ook de ’taansjettel’ om er de netten in te drenken zodat deze langer mee konden. Dus toog Hendrik naar Jan om te vragen dat zijn dekken ook in de ’taansjettel’ mochten zodat dan de luizen dood gingen. Dit gedaan en de luizen dood, maar de koeiendekken waren nu wel erg donkerbruin geworden.
De woonplaats van Jan van Houten was Joure. Bertus zoon van Jan had daar een hok met daarin een schaap. Een schaap met vijf poten. Als men dit schaap wilde bekijken kon dat voor een stuiver. Men liep dan bij het hok langs en zo kon met het schaap zien en inderdaad het schaap had vijf poten. De poot hing onder de buik van het schaap. De poot hing wel met een touw over de rug van het schaap vast maar dat kon men bijna niet zien. In de zomer stond men meestal in Sondel bij het zwaaigat en Jan ging dan bij de deuren lang en met een aap op het schouder en hij kreeg dan een halve cent van de mensen. Ook wel eens wat eten en zo leefden zij.